Iedereen heeft, bewust of onbewust, weleens het werk van Carl Larsson (1853-1919) gezien. Het prijkt op vele wenskaarten en posters en is ook veelvuldig gebruikt ter illustratie van kinderboeken. De Zweedse Larsson werd op 28 mei 1853 geboren in het oude gedeelte van Stockholm. Zijn familie was extreem arm en leed veel honger. Een gelukkige jeugd had Larsson niet, zo schreef hij in zijn autobiografische roman Jag (Ik). Zijn vader was een liefdeloze man met weinig zelfbeheersing, die meer dan eens zijn baan verloor. Hij dronk te veel en kwam dan tierend thuis, waar hij zich afreageerde op zijn gezin. Ondertussen moest zijn moeder hard werken als wasvrouw om voor het gezin te zorgen. Het kwam zelfs zover dat zijn vader Carl, zijn oudere broer Johan en hun moeder het huis uitzette. Ze kwamen in een piepklein pand te wonen, dat ze moesten delen met meerdere gezinnen en een broedplaats was voor cholera en andere ziektes. Larssons redding was een leraar, genaamd Jacobsen, op de school voor arme kinderen waar hij naartoe ging. Hij merkte al op jonge leeftijd zijn tekentalent op en spoorde Carl als dertienjarige jongen aan om zich aan te melden bij de voor- opleiding van de koninklijke kunstacademie in Stockholm, waar hij direct werd toegelaten. Om zijn studie te kunnen bekostigen werkte de jonge kunstenaar erbij als fotograaf.
‘Het lot Midvinterblot heeft me gebroken’
Terugkerende depressies
De jaren van de vooropleiding vielen Larsson zwaar. Hij voelde zich door zijn afkomst inferieur aan de rest, zat met zichzelf in de knoop en was extreem verlegen. Dat veranderde toen hij op zijn zestiende toegelaten werd tot het eerste jaar van de kunstacademie. Zijn zelfvertrouwen nam toe en hij verwierf een prominente rol binnen het studentenleven. In dezelfde periode oogstte Larsson voor het eerst lof voor zijn werk: hij verdiende een medaille voor zijn naakttekeningen. Op zijn negentiende leerde Larsson zijn eerste liefde Vilhelmina Holmgren kennen, met wie hij al snel trouwde en kinderen kreeg. Larsson werkte onder andere als illustrator van boeken en als cartoonist voor de satirische krant Kasper om zijn gezin te onderhouden en zijn familie financieel te ondersteunen. Na vijf jaar, in 1877, sloeg echter het noodlot toe: Vilhelmina stierf bij de geboorte van hun tweede kind, en ook de baby overleefde de bevalling niet. Hun andere kindje overleed eveneens op jonge leeftijd, door een onbekende oorzaak. Deze ingrijpende gebeurtenissen zorgden voor terugkerende depressies in het leven van Larsson, zo schreef hij in Jag. Niet lang na de dood van zijn vrouw vertrok Larsson naar Parijs om daar als illustrator aan de slag te gaan. Hij probeerde bekendheid te verwerven met zijn olieverfschilderijen, maar tot zijn grote frustratie bleven zijn pogingen vruchteloos. In de zomer van 1881 sloot hij zich aan bij de Scandinavische kunstenaarskolonie Grez-sur-Loing in de buurt van de Franse stad Fontainebleau. Geïnspireerd door de natuur én door de liefde van een vrouw die hij daar ontmoette – beeldend kunstenaar Karin Bergöö – stapte hij over op een andere techniek: de olieverfschilderijen maakten plaats voor realistische aquarellen.
Keerpunt in carrière
Het ontmoeten van Karin betekende een keerpunt in zijn leven en zijn carrière. De schilderijen die hij in die tijd maakte, zouden later tot zijn belangrijkste werken gaan behoren. Carl en Karin trouwden in 1883 en kregen samen acht kinderen: Suzanne (1884), Ulf (1887), Pontus (1888), Lisbeth (1891), Brita (1893), Mats (1894), Kersti (1896) en Esbjörn (1900). Mats stierf twee maanden na zijn geboorte en ook Ulf overleed te jong, op zijn achttiende. Een verdriet dat Larsson nog eens bovenop het verlies van zijn kinderen uit zijn eerste gezin moest zien te verwerken. Zijn vrouw, zoons en dochters waren vanaf het eerste moment zijn favoriete modellen; Carl Larsson schilderde veel huiselijke taferelen in zachte kleuren. Eindelijk kreeg hij de erkenning voor zijn werk waar hij al zo lang op hoopte, en Larsson werd een van de eerste Zweedse kunstschilders die van zijn werk kon leven. In 1885 keerde het gezin terug naar Zweden, waar Larsson zich aansloot bij De Opponenten. Deze kunstenaarsgroep bekritiseerde de traditionele kunstacademies die geschoeid waren op Franse leest. Hij ging zijn eigen aquareltechnieken onderwijzen aan nieuwe studenten toen hij in 1886 directeur werd van de Valand Academie, een kunstopleiding in Göteborg. Zijn populariteit groeide toen vanaf 1890 drukkerijen kleur konden drukken en de Zweedse uitgeverij Bonnier boeken uitbracht met reproducties van zijn aquarellen. Karins vader Adolf Bergöö deed het jonge stel in 1888 een klein huisje in het dorpje Sundborn – genaamd Lilla Hyttnäs – cadeau, dat ze in 1891 betrokken. Dit werd een belangrijke plek voor het gezin, maar ook voor Carl en Karin als kunstenaars. Het huis, het interieur en de tuin komen veelvuldig terug op zijn kunst- werken, maar de inrichting heeft bovendien nog heel wat generaties de stijl in Zweedse huizen beïnvloed. Karin had een groot talent voor (moderne) binnenhuisarchitectuur en wist als geen ander met kleuren en lichtinval te spelen. Ook ontwierp zij een groot aantal van de meubelen in het huis zelf en maakte ze de mooiste dingen van textiel. In strakke Scandinavische vormen, waarmee ze haar tijd ver vooruit was.
Zijn vrouw, zoons en dochters waren zijn favoriete modellen
Houten cottage
Anno 2019 is Lilla Hyttnäs nog steeds een grote trekpleister voor kunstliefhebbers. De houten cottage, gelegen in een bocht van de Sundbornrivier, is generatieslang in de familie gebleven en wordt nu beheerd door de Carl and Karin Larsson Family Association, die zich ten doel stelt om het werk van het kunstenaarskoppel ‘levend’ te houden. Lilla Hyttnäs ziet er nog steeds zo uit als toen de familie er woonde, als je erdoorheen loopt, kun je de kinderstemmen bijna horen schateren. De wilde tuin van de Larssons, terug te zien op vele kunstwerken, is in 2014 in zijn oorspronkelijke staat hersteld. De bloembedden zijn gevuld met de bloemen en planten die ook aan het einde van de negentiende eeuw in de tuin van het gezin bloeiden. En er staat een mix van Zweedse groenten en Franse peul- vruchten, die Karin plantte na haar verblijf in het kunstenaarsdorp Grez-sur-Loing. Ook het tuinmeubilair, dat Carl en Karin zelf ontwierpen en beschilderden, staat weer op zijn oorspronkelijke plaats en herinnert aan de vele feesten die het echtpaar op deze plek organiseerde. Carl Larsson had ook nog een tweede huis in de nabijgelegen stad Falun. Het gezin legde de twaalf kilometer tussen de twee huizen regelmatig te voet af, en Carl en Karin trokken hier vaak de natuur in om te schilderen of inspiratie op te doen. Met name Karin vond er ook haar rustmomenten binnen het drukke gezinsleven. Wie in hun voetsporen wil treden, kan nu nog de ‘Carl Larsson Leden’ wandelen, een gemarkeerde wandelroute van het ene naar het andere huis.
Muurschilderingen
Hoewel het zijn aquarellen zijn die Carl Larsson wereldberoemd hebben gemaakt, maakte hij gedurende zijn leven ook veel etsen en muurschilderingen. Zelf vond Larsson de vele fresco’s die in scholen, musea en andere openbare gebouwen hingen (en nog steeds hangen) van veel grotere waarde dan zijn bejubelde aquarel- schilderijen. Zo decoreerde hij onder meer het operahuis in Göteborg, de schouwburg in Stockholm en de dorpskerk van Sundborn, die ook nog steeds te bezichtigen is. In 1888 bedacht het Nationale Museum in Stockholm dat de muren beschilderd moesten worden, alleen duurde het nog jaren voordat het museum besloot wie dat mocht doen. Uiteindelijk kreeg Larsson de klus in 1896 en maakte hij een zestal muurschilderingen, een opdracht die hem jaren kostte. Voor de laatste vrije muur had hij het werk Midvinterblot (Midwinteroffer) gepland, een immens schilderij dat gebaseerd was op de sage over de Zweedse koning Domalde, die werd geofferd om de hongersnood te voorkomen. Maar de museumcommissie weigerde het controversiële werk, iets waar Carl Larsson zeer verbolgen over was. Hij raakte erg verbitterd en kwam de teleurstelling eigenlijk nooit meer te boven. Zijn depressies speelden weer op, Larsson kreeg oogproblemen en last van steeds vaker terugkerende hoofdpijnen. In januari 1919 besloot hij, na een lichte beroerte, helemaal te stoppen met schilderen om zijn memoires af te maken. Lang de tijd kreeg hij hier niet voor: op 22 januari 1919 overleed Carl Larsson op 65-jarige leeftijd in zijn huis in Falun, omringd door zijn familie.
Hoogtepunt carrière
De autobiografie Jag werd pas twaalf jaar na zijn dood uitgegeven. Larsson sprak hierin met veel pijn over de afwijzing van Midvinterblot, dat hij beschouwde als het hoogtepunt van zijn carrière. ‘Het lot van Midvinterblot heeft me gebroken. Dat geef ik met ingehouden woede toe. Toch zegt mijn intuïtie dat dit schilderij op een dag, als ik er niet meer ben, de waardering krijgt die het verdient,’ schreef hij. Hij kreeg gelijk, want nadat het schilderij werd verkocht aan een Japanner, vond het in 1992 zijn weg terug naar het Nationale Museum voor een grote Carl Larsson-overzichts- tentoonstelling. Met behulp van donaties kon het museum het kunstwerk in 1997 terugkopen. Carl Larsson kan rusten in vrede nu zijn belangrijkste levenswerk eindelijk weer ‘thuis’ is. Op de plek waar het altijd al hoorde.