Directeur van Stichting Vluchteling Tineke Ceelen: ‘Als dan je hart niet breekt, weet ik het ook niet meer’

Wij spraken haar.

Tineke Ceelen is sinds 2003 directeur van Stichting Vluchteling, maar humanitaire hulp is iets waarmee ze zich sinds begin jaren 90 bezighoudt. Een roeping, en nog altijd even hard nodig als toen ze begon. "Er zijn miljoenen mensen die het geluk niet hebben gehad om op te groeien zoals ik. Dat maakt mij schatplichtig."

Culturele Antrolpologie

"Ik ging Culturele Antropologie studeren nadat ik een jaar bij mijn oom en tante in Ontario had gewoond. Op het Canadese platteland hadden ze een enorme boerderij die vlak bij een Indianen­ reservaat lag. Van jongs af aan was ik geïnteresseerd in andere culturen. Hoe leven andere mensen en waarom doen ze dat zo? Ergens mogen meekijken blijft fascinerend. Met die interesse richt je je op het buitenland en wat kun je dan gaan studeren? Dan word je reisleidster of cultureel antropoloog. Dat eerste leek mij geen fijn plan, dus was de keuze snel gemaakt."

"Je kijkt soms terug op je leven en dan zijn er een paar gelukkige keuzes geweest. Ik had het geluk dat ik iets studeerde waar mijn hart lag én dat dat kon in Utrecht, een fantastische stad. Eén waar ik gigantisch veel feest heb gevierd. Terwijl ik studeerde in een tijd waarin mijn studiegenoten en ik eigenlijk werden opgeleid om werkloos te worden." (lacht)

Coördinator

"Ik ben opgegroeid in een klein dorpje in Brabant, in een gezin waar niet werken en een uitkering krijgen uit den boze was. Tijdens mijn studie werkte ik bij een opleidingsbedrijf voor bouw­vakkers. Op deze manier verdiende ik bij om mijn studie te bekostigen. Vlak voordat ik klaar was met studeren, startten ze een nieuw project om langdurig werkloze bouwvakkers aan het werk te krijgen. Ze vroegen mij om daar coördinator te worden. Daar heb ik geleerd wat ik ook al mee­ kreeg tijdens mijn eerste bijbaantje komkommers plukken: kom op, niet piepen. Doorgaan en aanpakken."

"Ik heb daar leren werken. Schouders eronder en gaan. Ik werkte zes dagen per week. Je loopt toch niet weg, omdat het vijf uur is? Je gaat weg, omdat je werk af is. Daar zie je ook de rode draad die door mijn hele leven loopt. Ik kwam er in contact met mensen die ik niet zo snel zou tegenkomen. Die een heel ander leven leiden dan ik ken."

Memisa

"Na het opleidingsbedrijf voor de bouw­vakkers ben ik begonnen bij Memisa, inmiddels opgegaan in het huidige Cordaid. Ik gaf daar leiding aan de afdeling uitzendin­gen. Een katholieke hulporganisatie die medische ondersteuning leverde in de vorm van geld, goederen en mensen bij voorname­lijk Afrikaanse missieziekenhuizen. Ik wilde zó graag in die sector werken dat ik op elke vacature solliciteerde. Ook al paste het totaal niet in mijn straatje. Eén van de belangrijkste beslissin­gen die ik in mijn carrière heb gemaakt, is dat ik ­na vier jaar bij Memisa ­ ging werken voor het Rode Kruis in Tibet."

"Ik had net een huis gekocht in Utrecht. Een klein, schattig verbouwd, oud arbeidershuisje. Een hele stap om dan naar het veld te gaan. Ik vertrok voor een jaar naar Tibet en bleef daar uiteindelijk drie jaar. IJle lucht, kou en niemand die je verstaat. En je bent natuurlijk in een moeilijk gebied door de bemoeienis van China. Ik had tolken nodig bij álles wat ik deed. Maar toch, een mooier land dan Tibet ga je niet vinden. Ik heb een dochter overgehouden aan Tibet. De kleuren, geuren, de gebruiken, het boeddhisme, de natuur. Ik reed daar zelf, ook al had ik een chauf­feur. Regelmatig zette ik de auto stil voor een half uurtje. Ging ik op een steen zitten, rondkijken."

"In de winter waren er heel weinig westerse collega’s. Ik was daar enorm op mijzelf teruggeworpen. Ik was niet eenzaam, maar het waren wel jaren waarin ik heb geleerd om alleen te zijn. Iets waar ik de rest van mijn leven veel aan heb gehad. Dat je leert om niet naar een ander te kijken als er een probleem is."

Schatplichtig

"Ik heb heel veel geluk gehad doordat ik in Nederland ben geboren. Daarbij ben ik behoorlijk goed terechtgekomen. Er zijn miljoenen mensen die dat geluk niet hebben. Ik vind dat mijn geluk me schatplichtig maakt om een hand uit te steken naar mensen die het heel wat minder goed hebben."

"Een voorbeeld omschrijft dat gevoel van schatplichtigheid perfect. Sinds 2015 kom ik vaak op de Griekse eilanden. Op Samos ontmoette ik Ali, een jonge jongen. Een vluchteling uit Afghanistan die met z’n ouders eerst naar Iran ging, maar na een loodzwaar leven daar besloot door te trekken. Toen ik hem tegenkwam, woonde hij ruim twee jaar in de ‘jungle’, ofwel het ‘overvloeikamp’ van het detentiecentrum. Waar vluchtelingen wonen in zelfgemaakte onderkomens en het wemelt van de ratten, slangen, muizen en afval. Onmenselijk. Na al die tijd had hij nog niet één afspraak gehad voor zijn asielaanvraag! We trok­ken een paar dagen met hem op, ik vroeg hem naar zijn dromen. Zijn antwoord had zo’n impact op mij, want hij was dat ‘ver­geten’. Hij wilde het liever ook niet meer weten, omdat het ‘te veel pijn deed’. Hij stond versteld dat iemand vroeg hoe het met ’m ging. Als dan je hart niet breekt, weet ik het ook niet meer."

"Ali is een jongen van dezelfde leeftijd als mijn dochter. Moeder­ziel alleen en niemand die ook maar een stapje harder ging lopen voor hem. We helpen hem nu. Ik hoop heel erg dat het goed komt met Ali. Helaas is dit niet iets wat je vaak kunt doen, want er zijn miljoenen Ali’s die je niet kunt helpen. Bij elke reis word ik geconfronteerd met de massaliteit van het probleem. Dan realiseer je je heel snel dat je niet iedereen kunt ‘redden’."

Oneindig aantal

"Eén van mijn hoogtepunten is het lintje dat ik vorig jaar heb gekregen, maar ook mijn band met dokter Denis Mukwege, Nobelprijswinnaar en gynaecoloog uit Congo. Hij heeft een ziekenhuis opgezet voor zwangere vrouwen en helpt sindsdien een oneindig aantal vrouwen – meisjes, bejaarde vrouwen tot soms baby’s aan toe – die het slachtoffer waren van gruwelijk wreed seksueel geweld. Op zowel fysiek als psychisch vlak. Een inspirerende man."

Een ander project wat haar is bijgebleven, is die van de Islamitische Staat. "Al­Hol was een kamp in Noord­Oost Syrië waar de families van IS­strijders werden opgevangen. De Syrische en Iraakse, maar ook westerse IS­strijders. Vrijwel alleen vrouwen en kinderen. Een jaar voor corona kwam ik daar met als vertrekpunt: nou die gaan wij niet helpen. Dat was direct mijn eerste reactie, omdat wij ook werkten met hun slachtoffers. Dat is dwars tegen alle humanitaire principes in. Na veel discussies ben ik toch naar Al­Hol gegaan. Dat leek wel een andere planeet. Zeventig procent was kind en heeft part noch deel aan de keuzes van hun ouders. Dus ook al heb ik er slapeloze nachten van gehad, ik vond dat ik ze niet nogmaals moest veroordelen. Al verzet elke vezel zich in mij tegen IS en de men­sen die zich daarbij hebben aangesloten."

Zorg

"Wat wij doen als Stichting Vluchteling is grote groepen helpen met noodhulp zoals voedsel, onderdak, water en medische zorg. Iets nieuws wat wij doen, is chronisch zieken helpen. Stel, je hebt diabetes, zoals ik, dan ben je volledig insuline­afhankelijk. Als je dan op de vlucht moet, ben je ten dode opgeschre­ven. We kijken nu ook uiteraard goed naar de situatie in Afghanistan. We proberen om onze medische programma’s zo goed mogelijk te laten doorlopen. Ook al is het uitdagend om medicijnen en andere hulp daar te krijgen."

"Op dit moment hebben wij gezamenlijk als hulporganisaties onderhandelingen met de Taliban over wat wel en niet mag. Zij hebben rode lijnen, maar wij ook. Als er geen vrouwelijke hulp­ verleners mogen zijn, dan gaan ze over zo’n rode lijn heen. Dat vertraagt nu de hulpverlening. Erg vervelend, want we hebben geen moment te verliezen. Als mensen willen helpen, dan is het beste wat ze kunnen doen een kleine bijdrage op Giro 999 storten of ons structureel steunen via vluchteling.nl."

"Daarnaast kijk ik met veel interesse en onrust naar hoe het in de buurlanden gaat. Duizenden Afghanen proberen om via Pakistan weg te komen. Maar alle buurlanden staan negatief tegenover nieuwe groepen vluchtelingen. Dat houden we nauwlettend in de gaten. In Afghanistan is de helft van de bevolking afhankelijk van humanitaire hulp, die deels stilligt. De tijd dringt, dus is het nood­ zaak om zo snel mogelijk een nieuw evenwicht te vinden."

Oekraïne

Op dit moment biedt Stichting Vluchteling ook hulp in Oekraïne en omliggende landen. Ze werken samen met de twee partners aan het snel verder opschalen van de noodhulp, omdat er grote zorgen zijn over de gevolgen van de grootscheepse vijandelijkheden in Oekraine voor de inwoners van het land. Al meer dan 2 miljoen mensen zijn het land inmiddels ontvlucht en voor de achterblijvers is de situatie levensgevaarlijk en uiterst onzeker. Je kunt helpen door te doneren op de website van Stichting Vluchteling.

Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, vertrok Tineke direct naar het grensgebied in Polen, vertelt ze aan Omroep Brabant. Ondanks dat ze wel wat narigheid gewend is, bleef het moeilijk. "Ik vond het heel moeilijk om dit te zien op Europees grondgebied", zegt ze. "Er zijn veel huilende oververmoeide mensen met rode ogen. Kinderen die vragen wanneer ze weer naar papa mogen." Ze noemt de situatie chaotisch en "het wordt steeds ingewikkelder nu de hoeveelheid vluchtelingen toeneemt."

Tekst: Jorrit Niels, Stichting Vluchteling, Omroep Brabant | Fotografie: Eddy van Wessel E.A.