Mentaliteit ‘Ik heb in 1984 samen met vier andere architecten Mecanoo opgericht. Wij zijn dat gaan doen waar we ons boos over maakten. Sociale woningbouw, openbare ruimtes, onderwijsgebouwen: die zagen er in die tijd niet uit. Dus dat gingen wij beter, anders doen. Veel ambitie. Veel idealen. We wilden niet het grootste architectenbureau van Nederland worden, maar een bureau met de instelling dat het anders, beter, mooier kan. Die mentaliteit is al die jaren overeind gebleven. Wij zijn een sterk bureau. Wij zijn nu als een oude eik; we vallen niet snel om.’
Sittard ‘Mijn geboorteplaats. Ik ben de vierde van vijf kinderen. Goud, niemand let op de nummer vier! Ik kon mijn gang gaan. Mijn vader en moeder waren ontwikkelde mensen, afkomstig uit ontwikkelde families. Mijn vader was jurist met een grote interesse voor literatuur. Mijn moeder studeerde, maar stopte daarmee toen ze trouwde – zo ging dat in die tijd. Ze heeft ons ontzettend gestimuleerd, ik denk voornamelijk om te compenseren wat ze zelf heeft gemist: doe wat je wil, waar je interesses liggen, ontdek het leven. Ze liet ons ook heel veel reizen; ik was nog erg jong toen ik met mijn zus door Europa ging liften.’
Heerlen ‘Daar kwamen we al snel terecht, ik woonde er tot mijn achtste. Als je vijf, zes jaar oud bent ontwikkelen je zintuigen zich. De indrukken die je dan opdoet, neem je de rest van je leven mee. Het glooiende landschap van Zuid-Limburg zie je terug in mijn ontwerpen. Ik was een Limburgs meisje – en nog: je moet het leven vieren! Niet iedereen in Nederland is calvinistisch.’
Groningen ‘Het huis in Heerlen was gebouwd door mijn ouders. Een mooi huis. Maar we verhuisden weer, eerst naar Den Haag, toen naar Groningen. Wij waren altijd aan het het bouwen. Of verbouwen; dat waren onze vakanties. De interesse voor het bouwen is me, onbewust, met de paplepel ingegoten. In Groningen was toen niet eens een snelweg, het was het einde van de wereld. We waren een actief gezin, en niet alleen door dat verhuizen, bouwen en verbouwen. Onder leiding van mijn moeder gingen we ook Groningen en Drenthe verkennen. Als ik daar nu op terugkijk besef ik: zo’n gezin met vijf kinderen, hoe leuk is dat Ik was zelf ook erg actief. Ik kon goed leren, deed aan sport, zat in het schoolbestuur; ik werd zelfs weleens de klas uitgestuurd omdat ik té actief was.’
‘AFGUNST, JALOEZIE: zonde van de tijd en DE ENERGIE’
‘Ik had twee broers die aan de Technische Universiteit in Delft studeerden. De middelste broer, met wie ik veel optrok, nam me op een dag mee naar de faculteit Bouwkunde. In de hallen waar de maquettes werden gemaakt viel het kwartje. Ja, dit wilde ik! Ik herinner het me als de dag van gisteren. Ik was me er totaal niet van bewust dat er in Delft weinig vrouwen studeerden, ik ging gewoon mijn broers achterna. Meisjes anders behandelen dan jongens speelde bij ons thuis helemaal niet. Zoals een van mijn broers zei: wij leefden in een matriarchaat, moeder was de baas. Architectuur was een mannenbolwerk. Zo’n tien tot vijftien procent op de faculteit was vrouw. Nu is dat vijftig procent. Het gaat wat dat betreft helemaal de goede kant op. En terecht. Op een technische universiteit studeren is zó ontzettend leuk, zó inspirerend! Zeker ook voor vrouwen: je moet veel in teamverband werken, dat kunnen vrouwen goed. Ik studeerde er begin jaren zeventig, de jaren van democratisering, actiegroepen en studentenstrijd. Ik liet het grotendeels aan me voorbijgaan. Ik dacht: laat mij maar tekenen. Ik wil straks in mijn werk dienstbaar zijn aan de samenleving, aan mensen. Die instelling heb ik altijd gehouden. Nee hoor, ik ben geen echte bèta, ik ben een alfa/bèta/gamma. Die combinatie: maatschappelijk, technisch en creatief, dat was ik. Dat ben ik. Met nog steeds dezelfde passie.’
Mecanoo ‘Er was een prijsvraag voor jongerenhuisvesting in Rotterdam. Ik deed mee met twee jaargenoten. We wonnen. Het was onze eerste opdracht. Ik was 25. Ik had nog voor ik was afgestudeerd al een eigen bureau. Je kunt aan een gebouw wel zien dat het ontworpen is door Mecanoo of mijn handschrift heeft, maar dat is niet mijn drijfveer. De filosofie van Mecanoo in het kort: eerst de mensen, dan de plek, dan het doel. In het scheppen van ruimte is de mens mijn houvast. Wij hebben Nederland meeveranderd als bureau; wij hebben bewezen dat woningbouw ook mooi en leuk kan zijn. En heel menselijk: met kamers die groot genoeg zijn, een leuke voordeur, veel licht... noem maar op. Op dit bureau mag niemand woningen blokken of blokjes noemen. Het gaat om men- sen, die wonen erin. Mecanoo is een soort familie, een community. Je moet de waarden delen van het bureau, elkaar inspireren en elkaar willen helpen. Ik ben de moeder geworden van het bureau.’
Familie ‘De jaren zeventig leken wel heel modern in Nederland maar ze waren het toch niet. Ik wilde een gezin. Ik heb op mijn 33ste en 35ste kinderen gekregen; eerst een dochter en vervolgens een tweeling, een jongen en een meisje. In mijn directe omgeving vond niemand het gek dat ik fulltime wilde doorwerken. Maar op het schoolplein werd vast gedacht dat ik geen goede moeder was. Ik was geen standaardmoeder en die sociale druk voelde ik wel. Vlak na de geboorte van de tweeling stond ik er alleen voor. Makkelijk was het niet. Maar ik leerde mijn huidige man kennen en ben gezegend met een extended family. Mijn broer en zijn vrouw hadden zelf geen kinderen maar maakten wel deel uit van ons gezin, net als de buurvrouw en een neef en... zo krijg je een steeds grotere familie. Niet alleen leuk – ook érg belangrijk. En dankzij al die hulp kon ik veel regelen voor de kinderen.’
Werk ‘Architectuur, ontwerpen, het zit non-stop in mijn hoofd, 24 uur per dag, zeven dagen per week. Ik werk in een sector met veel competitie, je moet keihard werken. Glamour? Oh nee. Sinds de financiële crisis in 2008 is de helft van alle architectenbureaus in Nederland verdwenen. Het is van oorsprong ook geen goedbetaalde sector. Je kunt het vergelijken met een symfonieorkest: ook daar is een goede samenwerking cruciaal, wordt hard gewerkt om samen iets moois te maken en ook daar verdien je niet bepaald veel. Nou ja, er is wel een beetje glamour: ik reis veel; New York, Taiwan, Engeland, China. En wat natuurlijk ook wel glamour is: ik woon afwisselend in Rotterdam en in New York. New York! Daar was ik als twintigjarige al toen ik per Greyhound-bus door Amerika trok. Toen dacht ik: als ik hier ooit zou kunnen wonen... Nu woon ik er, in het zuiden van Manhattan, op de 45ste verdieping, met uitzicht op de Brooklyn Bridge, op Manhattan, op de oceaan. Ik zit er voor werk, maar voel me er helemaal thuis.’
Rolmodel ‘Ik werk hard, ik ben erg actief en we hebben succes. Je went eraan om in de belangstelling te staan, maar dat ik bekend ben als architect heeft mij niet veranderd. Ik zie het wel als een verantwoordelijkheid: ik wil mensen inspireren. Ik weet ook dat ik een rolmodel ben, niet alleen voor meisjes en vrouwen, ook voor de medewerkers hier. Dat schept verplichtingen, daar ben ik me erg van bewust.’
‘Ik ben GEWEND om in de BELANGSTELLING te staan, maar het heeft MIJ als architect NIET VERANDERD’
Vrouw ‘Ik ben geboren als vrouw en dat is geen prestatie. Ik heb me dan ook nooit als vrouwelijk architect willen profileren. Maar ik denk dat er wel een verschil is tussen hoe mannelijke architecten en vrouwelijke architecten te werk gaan. Ik hield een paar jaar geleden een lezing aan de TU in Delft over het belang van intuïtie. Ik vond het wel passend dat ik die lezing juist daar hield, omdat de universiteit doet alsof alles analytisch en beredeneerd is terwijl echte wetenschap juist veel van doen heeft met intuïtie. Ik heb geprobeerd uit te leggen wat intuïtie is. Intuïtie is gebaseerd op ervaringen reeds vanuit je jeugd, het is niet iets wat uit de lucht komt vallen. In die zin ben ik iemand die ratio en emotie met elkaar verbindt. Mannen erkennen de waarde van deze combinatie vaak niet.’
Delft ‘Ik woon in Rotterdam en werk in Delft, een mooi, niet al te groot stadje. Ik ben een aantal jaren hoogleraar mobiliteit geweest – kort en krachtig: hoe mensen zich verplaatsen – en toen we de opdracht kregen om een station te ontwerpen voor Delft met een stadskantoor erbovenop, zag ik dat dan ook als een buitenkans: hier kon ik kennis in kwijt! Ik begon met een erg simpele gedachte: wat is aankomen per trein in Delft? Ja, wat ís Delft? Een stad vol geschiedenis, de stad van Johannes Vermeer, de stad van Delfts Blauw, maar ook van de Technische Universiteit, de stad van innovatie. Je bent altijd op zoek naar een verhaallijn. Zeker in het begin ben ik altijd eindeloos aan het puzzelen. Met dit project in Delft zijn we al tien jaar bezig. Je moet in dit vak veel geduld hebben.’
‘Mijn VADER ligt begraven bij een door mij ONTWORPEN KAPEL. Het is mijn dierbaarste GEBOUW’
New York Public Library ‘De New York Public Library is een van de iconen van de stad en wij gaan hem de komende jaren helemaal renoveren. Een belangrijke, eervolle opdracht. De druk is groot, heel New York kijkt mee; failure is no option. Maar ik was er van meet af aan van overtuigd dat ik dit kon – en nog steeds. Nee, dat wij de opdracht hebben gekregen nadat Norman Foster van het project was afgehaald, daar gniffel ik niet om. Afgunst, jaloezie, leedvermaak – het is allemaal volop aanwezig in deze sector, maar daar doe ik niet aan mee, zonde van de tijd en de energie. Ons doel: dit moet een bibliotheek, een gebouw voor álle New Yorkers worden. Een plek waar ze zich thuisvoelen. Net als de bibliotheek in Birmingham die we hebben ontworpen. Als ik daar ben, ontroert het me nog altijd dat ik zie dat de bibliotheek door de hele stad wordt gebruikt en omarmd. Birmingham is een stad met heel veel immigranten en die zitten daar allemaal met en door elkaar. A people’s palace, dat was het idee: mensen bij elkaar brengen. En zo werkt het ook. Bibliotheken zijn harder nodig dan ooit en die bibliotheken gaan niet over boeken maar over contacten, over elkaar leren kennen, over ZZP’ers die een plek nodig hebben die inspireert, over immigranten die er de taal leren. Bibliotheken gaan over mensen.’
Kapel ‘De Heilige Maria der Engelen-kapel maakt deel uit van een begraafplaats. Hij staat in Rotterdam, niet ver van mijn huis. Ik kom er nog regelmatig. Toen ik werd gevraagd die kapel te ontwerpen hoefde ik me niet in de materie te verdiepen. Ik wist meteen hoe dat moest. Ik kom uit een heel katholiek gezin, ik ken de katholieke waarden, de rituelen, de liturgie. Het is het kleinste gebouw dat ik heb ontworpen. Het is mijn meest intuitieve ontwerp en misschien wel het mooiste. Licht speelt een erg belangrijk rol. Mijn vader woonde in Den Haag, maar daar moest zijn begrafenis plaatsvinden, in die kapel, in mijn kapel. Dat is gebeurd. Hij ligt er ook begraven. Het is mijn dierbaarste gebouw.’