Talkshow ‘Toen ik begon met mijn talkshow voelde iedere dag als een eindexamen, echt iedere dag. Ik dacht: als dit niet goed gaat wordt het stopgezet en wat moet ik dan, wat gebeurt er dan met me? Dat is geen fijn uitgangspunt om te werken. En dan al die reacties in het begin: over mijn panty, over mijn leren broek, wat ik aan had, hoe mijn haar zat, wie mijn vriendje was en, oh ja, dat ik een pen in mijn hand had... Paul Witteman heeft ook een pen in zijn hand; daar hoor je niemand over. Die kritiek toen, het was zo leeg, zo oppervlakkig. Nu is dat niet meer. Want als je volhoudt, dan krijg je een kentering. Dan merk je dat mensen het over de gasten en de inhoud gaan hebben, en niet meer over bijzaken. Na mijn periode als invaller heeft de NPO gezegd: jij bent belangrijk voor latenight bij de publieke omroep, vanaf nu doe jij het vast, net als Jeroen (Pauw, red.), een half jaar per jaar. Het eindexamen ligt achter me. Bovendien: als je op tv komt met een talkshow moet je ook niet te veel zeuren. De meningen van iedereen, het hoort erbij als je ervoor kiest om in beeld te zijn. En ergens, ergens hou ik ook wel van die spanning natuurlijk. Ik wilde een spannend leven, spannend werk - en dat heb ik. Wat gebeurt er vanavond? Gaat het lukken? Dat is een kick hoor. Een live-talkshow is topsport.’
Tulsa ‘De Russen vielen Tsjecho-Slowakije binnen, in 1968. Mijn ouders vluchtten. Voor hen was het heel traumatisch. Ze kwamen in Tulsa terecht, in Oklahoma. Daar kreeg mijn vader een baan. Ik ben er geboren maar heb er geen herinneringen aan. Toen ik twee en een half was verhuisden we naar een voorstad van Washington. Wat ik wel weet: mijn moeder had aanvankelijk geen vriendinnen, geen kennissen en mijn vader was voor zijn werk vaak op reis. Ik denk dat ze in Tulsa niet echt gelukkig was.’
Washington ‘Daar, in een voorstad van Washington, heeft zich mijn jeugd afgespeeld – en ik heb er alleen maar goede herinneringen aan. We woonden in een heel mooi huis met een grote voor- en achtertuin. Ik en mijn broer, we waren altijd buiten aan het spelen en binnen een half uur was je op het platteland, pompoenen kopen, appels plukken School was geweldig! Lezen en voorlezen werd er heel belangrijk gevonden – daar komt mijn leeslust voor een deel vandaan – en er werd gelet op je individuele talenten. Die werden enorm gestimuleerd. Mijn moeder had toen een eigen cateringbedrijf en werkte vanuit huis, daarom kon ze er altijd voor ons zijn. Voorafgaand aan de Amerikaanse verkiezingen heb ik het programma De Verenigde Staten van Eva gemaakt. Ik reisde door heel Amerika, en keerde ook weer terug naar Tulsa voor het eerst in 37 jaar. Ik kwam er door die reis definitief achter dat ik meer Europeaan ben dan Amerikaan. Ik hou heel erg van Amerika, maar me thuis voelen.., dat doe ik hier. En dat is misschien ook wel logisch: mijn ouders zijn Europeanen en ik ben inmiddels bijna 30 jaar in Nederland.’
Den Haag ‘Mijn vader had wel in Amerika willen blijven, maar mijn moeder miste Europa. En ik was 11, vlak voor de middelbare school. De redenering was: willen we onze kinderen ook voor een deel een Europese opvoeding geven, dan moeten we nu terug voordat het té lastig wordt. Dus gingen we, weg uit Amerika, naar Nederland, naar Den Haag. Ik vond het héél erg. Ik kwam halverwege het schooljaar in groep 8, ik sprak geen woord Nederlands en moest een Cito-toets maken – verschrikkelijk. Dan weet je pas echt wat het is om je opgesloten te voelen, om met niemand te kunnen communiceren. Ik heb het woord toen geleerd en dat gebruikte ik heel vaak, want zo kon ik ergens een volgorde in aanbrengen. Ze hebben me een klas teruggezet; ik was érg ongelukkig. Maar binnen enkele maanden had ik de taal onder de knie – en toen ging het snel: niet veel later zat ik op het gymnasium.’
Nederland ‘Voordat we er gingen wonen kende ik Nederland al. Elke zomer gingen we op vakantie naar Europa en dan begonnen we meestal in Nederland. In mijn herinnering was Nederland altijd grijs, het was nooit echt zomer zoals in Amerika. En ik herinner me die diamantvormige spekjes en de geur van Albert Heijn, daar ruikt het heel anders dan in Amerikaanse supermarkten, echt een unieke geur, wist je dat niet? Wat me ook bijstaat uit die tijd? De vrijheid van fietsen zonder ouders en de uitdrukking ‘Eet Smakelijk’. En mijn broer was geobsedeerd door het feit dat de politie in een Porsche reed, en door Duinrell.'
‘Ik HOU ERG van Amerika, maar me THUIS VOELEN, dat doe ik HIER’
Tsjechië ‘Mijn ouders zijn hier echt thuis, ze zijn Nederlanders geworden. Twee, drie keer per jaar gaan ze naar hun geboorteland, naar Tsjechië. Ik ben er in 1989 voor het eerst geweest, toen mochten mijn ouders er weer in. Het was vreselijk. Het hele land was verwoest door het communisme. Mijn ouders hebben alleen maar gehuild. De terugkeer was heel traumatisch voor ze. Inmiddels gaan ze er ook met veel plezier naartoe.’
Amadeus ‘Dat is de film over Mozart van regisseur Milos Forman, een Tsjech. Ik heb die film als kind wel honderden keren gezien! En dacht: oh, hoe zou het toch zijn om zo’n film te maken? Dat wilde ik worden: filmmaker, filmregisseur. Ik heb nog geprobeerd op de filmacademie te komen. Ik ben niet eens uit- genodigd voor een gesprek.’
Charles Groenhuijsen ‘Mijn vader zei: waar het om gaat is dat je iets kiest waar je van houdt. Ik had altijd de behoefte om verhalen te vertellen. Toen ben ik geschiedenis gaan studeren. Dat is: lezen, schrijven. Geschiedenis, dat is verhalen vertellen. Ik ging tijdens mijn studie op stage, bij Charles Groenhuijsen in Washington – en toen viel het kwartje. Beste Stage Ever! Nou ja, het was ook mijn enige stage. Zes maanden in Washington. Dan werd er verbinding gemaakt met Hilversum, dan begon het aftellen en zat ik ademloos te luisteren naar Charles in het NOS Journaal. In korte tijd een compact en onderhoudend verhaal vertellen. Dit was het: live-tv, deadlines! Dát wilde ik ook wel. Een echt plan heb ik nooit gehad. Maar wel: de taak die voor me ligt, die doe ik met zoveel mogelijk toewijding, daar stort ik me op. Terug uit Washington werd ik buitenlandredacteur bij het NOS Journaal. Dat eerste jaar ging ik zo vaak zo terneergeslagen naar huis. Ik kon niks. Ik moest kortjes maken, dat zijn presentatieteksten van tien tot twaalf seconden en een filmpje van twintig tot dertig seconden. Maar dat kon over zoiets groots gaan als de Palestijnse kwestie. Hele korte teksten, ook dat nog – mijn scriptie op de universiteit telde 120 pagina’s! En ik maar lezen en lezen en lezen en de tijd tikte inmiddels door, richting deadline, het ging af en toe maar nét goed. Maar die interne opleiding toen, hoe moeilijk vaak ook, dat was de beste journalistieke basis die ik me kon wensen.’
‘Die EERSTE keer LIVE op tv was VER-SCHRIK-KE-LIJK’
Vuurdoop ‘Het Journaal op 3 werd gepresenteerd door een man en een vrouw en de man ging weg. Er kwam een vacature, maar ze zochten nadrukkelijk een man. Nou ja, zeiden ze, je kunt wel een screentest doen maar als vrouw maak je toch geen enkele kans... Ik wilde wel eens weten hoe dat voelde, voor de camera. En omdat ik wist dat ik geen kans maakte was ik ook volstrekt ontspannen. Dat was het dan, dacht ik na afloop. Maar toen belden ze: het was niet de bedoeling, want we zochten een man, maar je bent het geworden. De eerste keer op tv, live: ver-schrik-ke-lijk. Het Journaal op 3 werd opgenomen in een regieruimte. De regisseur zat echt achter mij. En er waren overal rode aftelklokken. Ik vroeg telkens hoe lang nog. Vijf minuten. Drie minuten. En toen het ongeveer anderhalve minuut was, zei ik: ik voel me niet zo lekker. Niemand zei nog iets, die hele ploeg zweeg. Ik dacht dat ik flauw ging vallen. Dat was echt de langste anderhalve minuut uit mijn leven. Maar het ging goed en voor ik met mijn ogen kon knipperen was het voorbij. De tweede uitzending was nog erger. Ze bereiden je erop voor dat het live heel af en toe mis kan gaan. Ik dacht: ach, dat zal wel een keertje gebeuren, ooit. Die tweede keer liepen echt alle filmpjes vast, niks werkte, ik moest van alles en nog wat improviseren. Horror. Horror! Presenteren kun je alleen in de praktijk leren, met vallen en opstaan - en het héél vaak doen. Ik heb maar één keer in mijn leven gesolliciteerd. Daarna kwamen dingen op mijn pad. Ik zei ook ja tegen dingen waarvan ik me afvroeg: kan ik dat wel, echt? Negen uur lang de Amerikaanse presidentsverkiezingen presenteren, live, terwijl ik toen live amper ervaring had. Het was in alle opzichten onverantwoord dat ze me dat lieten doen. En het was ook onverantwoord dat ik daar ja tegen zei. Maar het lukte wel. Ik durf ja te zeggen tegen dingen waarvoor ik bang ben. Toen men mij vroeg voor de talkshow zei ik ook ja. Ik wist niet hoe moeilijk het was, maar ik wist dat dat was wat ik wilde: met interessante mensen praten. Een droom kwam uit.’
Roddel ‘Als je een publieke functie hebt, dan vindt iedereen wat van je. Er is geen beginnen aan. Die kritiek, die moet je ondergaan. Nou ja, makkelijker gezegd dan gedaan. Vaak krijg je kritiek die er niet toe doet, vaak gaat het over je uiterlijk. In het begin kwam het als een harde klap bij me aan, ik was verbaasd, verbouwereerd: waarom heb je zo’n hekel aan me? Na zoveel jaar wordt die gevoeligheid wel wat minder, maar het gaat nooit helemaal weg. En dan heb je ook nog de roddelpers. Je staat in de supermarkt een verhaal over jezelf te lezen waar niks van klopt. Maar je weet dat mensen denken: ja, er zal wel íets van waar zijn. Dat is heftig om mee te maken; ik ben af en toe heel woedend geworden, maar ja, daar heb je niks aan. Je moet het meegemaakt hebben om te weten hoe het is, hoe het voelt. Ik heb geleerd om er met mijn vriendinnen smakelijk om te lachen. Relativeren moet je leren. En ik ben gestopt met kijken wat men op Twitter van mij vindt. Dat was een prima besluit; het scheelt bakken energie.’
IJskonijn ‘Het is inmiddels een cliché: dat ik een ijskonijn zou zijn. Het zal komen door de zakelijke interviews in de talkshows, de harde interviews die ik ook heb gedaan, en de bias: mensen verwachten dat een vrouw op televisie – of een vrouw überhaupt – warm en poezelig is. Over een mannelijke interviewer hoor je dat niet. Totdat ik op tv kwam is zoiets als ijskonijn nooit over me gezegd. Voor mijn familie en vrienden is het ook absurd. Tegenwoordig hoor ik het nooit meer. Ik denk dat mensen mij door mijn Amerika-serie hebben gezien zoals ik ben, buiten de studio. Ik denk dat mensen me aardiger zijn gaan vinden.’
Kinderen ‘Hoe sta je tegenover kinderen? In het verleden gaf ik altijd netjes antwoord op die vraag, maar je hebt inmiddels kunnen lezen dat ik die vraag niet meer beantwoord, omdat ik daarmee een statement wil maken. Het feit dat zo’n persoonlijke vraag wordt gesteld aan vrouwen van mijn leeftijd alsof het niks is, vind ik not done. Schandalig eigenlijk. Aan mannen wordt het nooit gevraagd. En stel dat ik al tien jaar bezig was om te proberen kinderen te krijgen – wat voor leed ik dan zou moeten verbergen in een interview. Ik zou eigenlijk moeten zeggen: ik heb geen baarmoeder – kijken hoe er dan wordt gereageerd.’
Immigrantenkind ‘Dat ben ik – en zal ik altijd blijven. Dat gaat niet over, nooit. Het is een belangrijk onderdeel van mijn identiteit en ik ben er trots op dat ik een immigrantenkind ben. Mijn ouders kwamen als immigranten in Amerika wonen en als immigranten waren ze anders. Ze waren: De Ander. En dat, De Ander, dat werd ik ook in Nederland. Ik had net als mijn ouders niet de vanzelfsprekendheid om de taal foutloos te beheersen, om een vanzelfsprekende sociale plek in de maatschappij te hebben; vrienden, familie – dat was allemaal niet vanzelfsprekend, niet voor mijn ouders, niet voor mij. Als je al die dingen niet hebt, dan moet je zelf iets creëren en dat dwingt je om sterk te zijn. De Ander zijn, dat koester ik, ik zal het ook nooit verbergen. Ik hou van het pragmatisme van Nederland, van de Hollandse nuchterheid, en ik hou ervan dat zoveel dingen zo goed geregeld zijn hier. Ik hou van het wat melancholische, het zwaar op de hand zijn van Tsjechen en ook hun liefde voor het absurde en voor de kunsten. Van Amerikanen bewonder ik hun enthousiasme en hun doorzettingsvermogen. Maar hier ben ik thuis: een immigrantenkind in Nederland.’