Mijn blik is resoluut naar beneden gericht. Voorzichtig stap ik over de rotsspleten en losse stenen op een granieten heuveltop waar behalve wat mos niks groeit. ‘Volgens mij kunnen we hier wel langs’, roept fotograaf Jurrien. Ik klauter achter hem aan langs een uitkijktoren waar de Zweedse vlag vrolijk wappert in de wind. Vanuit het rode houten hutje boven me gidsten geharde zeebonken in de vorige eeuw schepen door de verraderlijke wateren van het Skagerrak, het stuk Noordzee tussen Denemarken, Noorwegen en Zweden. We doorkruisen de kloof en klimmen verder over de rotsen tot de plek waar het graniet in een klap naar beneden stort, de zee in. Hijgend plof ik neer op een vlak stuk steen, naast wat stugge wildbloemen die zich vastklampen aan een nauwe opening in de klif. We zijn net op tijd – het laatste zonlicht van de dag schijnt in een gouden baan over de vlakke zee voor ons. Onder me slaan de golven ritmisch op de kliffen. Ik sluit mijn ogen en adem de zilte lucht diep in. Voor het eerst in tijden is mijn hoofd even helemaal leeg.
Machtige fjorden
Een paar dagen eerder start onze roadtrip in de bedrijvige havenstad Göteborg. Na het oppikken van de huurauto willen we zo snel mogelijk de natuur in, weg van de drukte. We hoeven hiervoor niet ver te reizen – ten noorden van de stad strekt de scherenkust van Bohuslän zich uit tot aan de grens met Noor wegen: 280 kilometer aan slingerende binnenwegen. Ze voeren door diepgroene naaldbossen, langs machtige fjorden en een kust met duizend eilandjes. Het is de buitenspeelplaats van de inwoners van Göteborg, die er in de zomer genieten van de eindeloos lange avonden. ‘In de winter geef ik yogalessen in Göteborg, maar in de zomer kom ik hier kayakken, zodra het weer het toelaat’, vertelt Christina Ingemarsdotter, eigenaar van kajakverhuurbedrijf Balanspunkten in het voormalige vissersdorpje Grundsund op Skaftö. Het eiland is door een hoge brug met het vasteland verbonden en ligt op zo’n twee uur rijden ten noorden van Göteborg. De tocht voert door dichte bossen en glooiende velden met hier en daar een welbekende rode Zweedse schuur. In Grundsund zijn de huisjes geverfd in pastelkleuren, van zachtgeel tot roestrood. De oude vissershutten aan het havenkanaal werden in de afgelopen jaren omgetoverd tot vakantiehuisjes. Christina neemt ons voor een middag mee het Skagerrak op, richting de Gullmarnfjord. ‘Jullie hebben een goede dag gekozen’, glimlacht ze als we in drie felgekleurde kajaks vanuit de haven koers zetten richting open zee. Het duurt even voordat ik een ritme heb gevonden, maar het peddelen is niet zwaar en de kajak snijdt moeiteloos door de golven heen. Eenmaal in de baai zet Christina koers richting een van de onbewoonde graniet eilandjes – haar gespierde armen stuwen haar voort en ze schiet vooruit over de golven. In de luwte van het eilandje checkt Christina of we het tempo zo goed vinden. Dan peddelt ze in de richting van het volgende eiland. Het donkerblauwe water van de fjord is bespikkeld met tientallen van deze eilandjes, sommige volledig begroeid door mos, andere kaal en bewoond door een kolonie meeuwen. In de verte zie ik de schuimkoppen van hogere golven en aan de horizon verschijnt een zeiljacht met bolle zeilen. Net wanneer mijn armen moe beginnen te worden, komen we aan in een beschut baaitje van een groter granieteiland waar het water zo glad is dat er schaatsen rijdertjes overheen sjezen. ‘Dit is een fijne plek voor de lunch’, zegt Christina en we trekken de kajaks de kant op. Christina heeft een uitgebreid lunchpakket meegenomen en terwijl Jurrien aardappelen wast in zeewater, help ik haar om een uitje te snijden en vertelt ze meer over de omgeving. ‘Er is weinig stroming hier en bijna geen getijdeverschil, dus de archipel rond Grundsund is echt perfect voor kajakken. De rotseilandjes om ons heen zijn gevormd in de ijstijd. Veel zijn van graniet, maar er komen ook andere steensoorten voor.’ De uitjes worden gemixt met verse room uit het dorp en Christina tovert een moot gerookte zalm tevoorschijn. Nadat we de aardappelen in zeewater op een campinggasje hebben gekookt, strijken we neer op de door de elementen gladgepoetste rotsen. We zetten onze tanden in de verrukkelijke zalm, terwijl Christina vertelt dat de granietrotsen de warmte van de zon urenlang kunnen vasthouden. ‘Als het weer het toelaat slaap ik hier gewoon in de open lucht. In Zweden geldt het allemansrecht, dus mag je op de onbewoonde eilandjes in de fjord wildkamperen.’ Na de lunch buiken we even uit in de zon, voordat we de spullen opruimen en goed rondkijken om zeker te weten dat we geen rommel hebben achtergelaten. Wanneer we met de kajaks weer het water in glijden, liggen de granietrotsen er nog precies zo bij als voordat we aan land gingen. ‘Ik vind het prachtig hoe dicht je hier bij de natuur staat’, zegt Christina, terwijl we de baai uit peddelen en met de wind in onze rug koers zetten terug naar Grundsund. ‘Mijn familie komt uit het dorp en alle kinderen groeien er op met zoute haren. Ik heb eerst leren zeilen, maar toen ik op m’n vijftiende in de kelder bij m’n ouders een oude kajak ontdekte, was ik verkocht. Al kajakkend práát je echt met het water en komen de kliffen tot leven. De zee verandert altijd, je moet mee met de golven. Ik voel me op het water zo vrij en sterk - helemaal in balans.’
'Op het water voel ik me vrij, sterk en in balans'
Heet bad en koude zee
Christina trekt er in de zomer elke dag op uit in haar kajak, maar ik realiseer me dat dit toch enige training vergt als ik de volgende ochtend wakker word met vreselijke spierpijn. Gelukkig staat er voor deze middag een bezoekje aan een Zweedse sauna op de planning. Badplaats Fiskebäckskil ligt op tien minuten rijden van Grundsund en is al even pittoresk; we wandelen door slingerstraatjes langs tuinen vol rozen richting het Sinnenas Havsbad. Dat bestaat uit een houten gebouwtje op een pier die de zee in steekt. Er zijn twee sauna’s: een hete om de bloedcirculatie te stimuleren en een iets koelere, waar je heer lijk kunt relaxen met uitzicht op de golven. Buiten op de vlonder is aan de zeekant een verwarmd bad waar het nog beter toeven is en waar je uitkijkt op de vaste wal in de verte. Naast het bad leidt een trappetje de zee in, waar je kunt afkoelen na een sauna. We kunnen het niet laten om ons even onder te dompelen, al is het zeewater behoorlijk fris en laten we ons binnen een paar minuten met een tevreden zucht weer in het ver warmde buitenbad zakken. Mijn spieren zijn me dankbaar. Het Sinnenas Havsbad behoort tot het Gullmarsstrand Hotell en na de sauna gaan we naar het mooie hotelrestaurant met, jawel, opnieuw een geweldig uitzicht op zee. We genieten van een fantastisch diner van boterzachte kabeljauw – de vangst van de dag – geserveerd met blauwe mossels, chorizo en uitstekend bereide venkel en knolselderij. We overnachten op tien minuten lopen van Gullmarsstrand, in het Slipens Hotell pal aan het haventje van Fiskebäckskil. Dit stijlvolle boetiekhotel heeft twaalf kamers die allemaal vernoemd zijn naar bijzondere lokale figuren. Wij slapen in de kamer van groenteboer Alexius Ödman, die in de vorige eeuw elke dag zijn waren met de veerboot naar de markt op het vasteland bracht. De antieke schep van Alexius hangt in onze kamer aan de wand, onder een prachtige zwart witfoto van de groenteboer met zijn paard Freja, die hem elke dag getrouw naar de haven bracht waar de veerboot vertrok.
Väderöarna
De volgende ochtend zijn we op tijd weer op weg en gelukkig met meer dan één pk tot onze beschikking; in onze huur Volvo rijden we op ons gemak in iets meer dan een uur naar Hamburgsund, weer zo’n mooi kustplaatsje. Voor de rest van de route naar onze eindbestemming moeten we de auto verruilen voor de veerboot, dus parkeren we de Volvo in het kleine haventje en stappen we aan boord van een snelle motorboot. Deze veerboot pendelt een paar keer per dag op en neer naar de Weereilanden (Väderöarna op z’n Zweeds): tientallen onbewoonde eilandjes die zijn vernoemd naar de extreme weersomstandigheden die de eilandgroep vaak in hun greep houden. De adrenalineopwekkende vaartocht van een klein uur over hoge golven is de enige manier om de Weereilanden te bereiken. In vroegere tijden deden schippers een halve dag over de tocht naar hoofdeiland Storö, dat toendertijd nog bewoond was. Vanaf de achttiende eeuw leidden zee lieden hier een zeer hard leven. Ze werkten als coast pilots: wachters die schepen door de gevaarlijke wateren rondom de Weereilanden gidsten. Er verbleven nooit meer dan vijf families tegelijk op het eiland, volledig afgesneden van de bewoonde wereld. In 1966 verlieten de laatste pilots het hoofdeiland en werden de Weereilanden teruggegeven aan de natuur. We varen langs een grote zeehondenkolonie de beschutte haven van Storö in, waar het opmerkelijk turquoise water een stuk kalmer is dan buitengaats. Rondom de haven staan traditionele, rode houten huisjes en een groot geel Värdshus, door de vroegere bewoners gebouwd. Dankzij locals Pia en Mikael Hansson uit Fjällbacka kunnen gasten er nu weer overnachten. De Hanssons besloten in 2005 om de oude pilotshuisjes met respect voor de geschiedenis en natuur van het eiland om te toveren tot hotelkamers. Manager Anne Hedlund uit Stockholm heet ons welkom en laat ons de simpele, maar comfortabele kamer met zeezicht zien waar we vannacht zullen slapen. ‘Dit is zo’n unieke plek’, vertelt ze. ‘Ik kwam hier voor het eerst om te duiken, want dit is de beste duikplek van heel Zweden – er groeit een koudwaterkoraalrif in de fjord. Ik werd verliefd op de Weereilanden en dacht bij elk bezoek; kon ik maar iets langer blijven. Dus toen er een vacature langskwam hoefde ik niet lang na te denken! Ook al is Storö maar klein, er valt zoveel te ontdekken. Je hebt de oude uitkijktoren van de zeepilots op de hoge rots naast de herberg die je kunt beklimmen, maar ook de kliffen rondom het eiland. Je kunt hier echt uren wandelen. Het meest spectaculair zijn de stormen; golven van acht meter hoog die zich op de rotsen smijten. Op dat soort momenten voel je je echt ver bonden met de geschiedenis van deze plek. De families van de pilots hebben hier ook zulke stormen meegemaakt en dan zon der elektriciteit of zelfs contact met het vasteland. Ongelofelijk!’ We kunnen niet wachten om het eiland te ontdekken. Er zijn geen wegen op Storö, maar er loopt wel een wandelroute dwars door de velden en over de kale rotsen. We volgen de wegwijzers naar de haven en kiezen een pad door de bloeiende heide. De route slingert omhoog over steeds steilere rotsen en op de top van de hoogste heuvel hebben we een geweldig uitzicht over het eiland: de kleurrijke huisjes in de verte, paarse heide en knoestige bomen en overal waar je kijkt de eindeloze zee en strakblauwe lucht. Extreme weersomstandigheden zijn hier vandaag mijlenver weg.
'Je waant je hier alleen op de wereld'
Stevig maal met visstaart
’s Avonds schuiven we hongerig aan in de eetzaal van de her berg. Anne staat achter de houten toog en na een stevig maal van vistaart, aardappelen, verse sla en cranberry’s die hier op het eiland verbouwd worden, tipt ze ons dat de houtgestookte hot tub en de sauna buiten bij het haventje net zijn aangestoken. ‘Maar als jullie zin hebben in een wandeling na het eten, kunnen jullie ook proberen de zonsondergang nog te zien. De klif aan de westkant, voorbij de uitkijktoren, is mijn favoriete plek op het hele eiland. Het is even een klim, maar je waant je daar echt alleen op de wereld.’ We kijken door het raam naar het haventje, waar andere gasten zich al verzamelen rond de hottub en we besluiten de sauna voor vanavond over te slaan. We stappen naar buiten, zien dat de zon al heel laag aan de hemel staat en beginnen snel aan de beklimming van de heuvel naast de herberg. Als we de top hijgend hebben bereikt, kijk ik nog even terug naar de gele gevel van de herberg: een krijtbord in het laatste zonlicht van de dag. We zijn te hoog om de geschreven tekst te kunnen lezen, maar ik heb de woorden bij aankomst al in mijn oren geknoopt: ‘Andas in... andus ut... njut...’ – adem in, adem uit, geniet.