Lilianne Ploumen: ‘Ik was het eerste meisje in onze familie dat naar de universiteit ging’

Lilianne Ploumen (58) is pas kort actief in de politiek en meteen de eerste vrouwelijke partijleider van PvdA. Maar wie is ze buiten de Tweede Kamer? 'Ik was het eerste meisje in onze familie dat naar de universiteit ging. Ik heb volop kansen gekregen en kansen gepakt.'

Dochter van een melkboer

Lilianne Ploumen werd in 1962 geboren en getogen in Maastricht en is de oudste van drie kinderen. 'Ik kom uit een warm, gezellig gezin. Wij woonden in het huis dat mijn opa en oma bouwden toen ze gingen trouwen; een echt familiehuis dus. Mijn grootouders waren landbouwers en elke keer als er een kind bijkwam werd er een kamertje aan dat huis gebouwd. Mijn ouders trokken erin, wij groeiden erin op.'

Liliannes vader was melkboer. 'Maar wij zeiden in het gezin altijd: wij zijn allemaal melkboer! Hij had de hulp van ons allemaal nodig om de kost te verdienen. En het leuke ervan is dat je dan als gezin heel veel dingen samendoet. We verkochten aan huis – hoewel we niet echt een winkel hadden – en mijn vader had eerst één wijk, toen twee en later drie. Dat moest, steeds meer wijken, om het hoofd boven water te kunnen houden. Wij gingen altijd mee. Gezellig met vader op pad. Ik heb daar heel goede herinneringen aan', vertelt ze.

Maar het is ook op een andere manier belangrijk voor haar geweest. Voor later, voor nu. 'We kwamen bij arme gezinnen, hele arme gezinnen, rijke gezinnen, hele rijke gezinnen. Als kind van een middenstander leer je je aanpassen – aan je klanten, aan Jan en alleman. Je leert omgaan met mensen en contact maken. Dat heb ik dan ook al mijn hele leven: ik pas me altijd snel aan, voel me altijd meteen thuis; in een nieuwe stad, in een nieuw land, in een nieuwe baan, eigenlijk overal. Ik maak, dankzij mijn ouders, heel makkelijk en snel contact. Je leert luisteren; je leert je te verplaatsen in mensen. Alleen al daarom waren mijn ouders zulke belangrijke inspiratiebronnen.'

Als eerste naar de universiteit

Omdat haar ouders zelf niet konden studeren omdat ze moesten meehelpen in het boerenbedrijf, besloten ze dat hun kinderen alles mochten doen, alle kansen moesten krijgen om de wereld te ontdekken. 'Ze hebben ons ook álle kansen gegeven. Wij zijn alle drie gaan studeren. Bijzonder toch? Dat ouders die niet die kans hebben gehad er alles aan doen om hun kinderen dat wel te laten ontdekken? Ik was het eerste meisje in onze familie dat naar de universiteit ging. Ik heb volop kansen gekregen en kansen gepakt. Ik heb niet zoveel te mopperen op het leven.'

Lilianne ging maatschappijgeschiedenis studeren aan de Erasmusuniversiteit. 'Ik vond het gewéldig! Vooral de anonimiteit van de grote stad vond ik heerlijk. In Maastricht ben je toch altijd het zusje van je broer of de zoon van je vader. En Rotterdammers zijn heel direct, net als ik. Ik houd daar ook van: niet om de zaken heendraaien', vertelt ze.

Ambitieus

Hard werken, zit in haar. Dat deed ze toen al en nu nog steeds. 'Ik ben een beetje een workaholic; nou ja, misschien wel een beetje veel een workaholic. Naast mijn studie werkte ik in een buurthuis in Crooswijk. Ook een soort missiewerk, ja. Ik gaf taalles aan Marokkaanse en Kaapverdische vrouwen en organiseerde allerlei dingen voor kinderen die het niet makkelijk hadden. Het waren de jaren tachtig; de jeugdwerkloosheid was enorm. Beetje een treurig decennium. Maar ik kreeg een baan – niet waar ik voor was opgeleid, maar dat lukte bijna niemand in die tijd.'

Lilianne was van jongs af aan al ambitieus. 'Ik was al jong actief, activistisch, links van het midden. Ik zat onder meer in de leerlingenraad en discussieerde volop met mijn ouders en broer en zus. En ik droomde: ik wilde de wijde wereld in, reizen, mensen helpen, het verschil maken. Ook die missiegedachte heb ik van huis uit meegekregen. Er was een tijd dat ik onderzoeksjournalist wilde worden, de toentertijd wereldberoemde journaliste en schrijfster Oriana Fallaci was mijn grote heldin.'

Met de kinderen op het sportveld

Lilianne is ruim dertig haar getrouwd. In 1993 werd ze voor het eerst moeder, in 1995 kreeg ze nog een kind. 'We kunnen het ons nu niet goed meer voorstellen, maar in die tijd was het echt een beetje een waagstuk als je voorstelde om parttime te gaan werken; dat kon zomaar het einde van je carrière zijn. Ik heb niet altijd fulltime gewerkt, maar wel vaak, en ik was vaak ook ’s avonds op pad. Die combinatie werk-privé is nooit een probleem voor me geweest, maar er zijn wel een paar voorwaarden', legt ze uit.

'Het helpt als je de baas bent over je eigen agenda. En wat natuurlijk helpt en wat het ook leuk maakt: dat je het samen doet met je partner. Als een van de partners zich eraan onttrekt wordt het ingewikkeld. We betaalden ons blauw aan de kinderopvang, en in de sector waarin ik werkte waren de salarissen ook niet bepaald hoog. Maar het argument: waarom heb je een baan als zowat je hele salaris naar de kinderopvang gaat – vond ik absoluut niet relevant. Ook een voordeel: na een week hard werken stond ik op zaterdag langs het sportveld de kinderen aan te moedigen. Dat relativeert wel lekker.'

Eerste vrouwelijke partijleider

Haar eerste echte baan was bij IPM, het Instituut voor Psychologisch Marktonderzoek. Daarna was ze werkzaam voor onder meer Foster Parents en Mama Cash, waarvan ze ook directeur was. Later was ze ook directeur van de ontwikkelingsorganisatie Cordaid. In 2003 werd ze lid van de PvdA, de partij waarvan ze van 2007 tot 2012 voorzitter was. Van 2012 tot 2017 was ze minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Sinds begin dit jaar is ze fractievoorzitter en lijsttrekker van de partij. Én de eerste vrouwelijke partijleider. 'Dat is een soort dubbele eer. En het werd ook hoog tijd natuurlijk. Veel te veel politieke partijen zijn ook veel te lang door alleen mannen geleid.'

Ze zet zich onder meer in voor gratis anticonceptie en spreekt zich uit tegen anti-abortusclub Schreeuw om leven. Haar uitgangspunt: 'Niks lost zich vanzelf op. Je moet praten, overleggen, luisteren. In Maastricht spannen mensen zich in om aardig te zijn tegen elkaar, om aardig gevonden te worden. Heb ik niets op tegen, zolang er maar niets verdoezeld wordt. Ik zeg wat ik vind en wil. Dat doe ik duidelijk maar ook vriendelijk; die combinatie, dat kan hoor, heel goed zelfs. Dat is mijn stijl.'

Beeld: BrunoPress, Instagram

Laatste nieuws