‘Jij vond dat ik als een wervelwind door het huis denderde’

Scènes uit een huwelijk

Scène 1

Voorjaar 2008. Salzburg, Oostenrijk.
Anouk krijgt de rol van Liesl von Trapp in de musical The sound of music. Avrotros maakt er een tv-programma omheen – Do Re Wie? – waarin Liesl op zoek gaat naar zes kinderen die haar broertjes en zusjes moeten spelen. Het bijbehorende promotiefilmpje wordt in Salzburg opgenomen. Cameraman is Michel Mölder.

M: ‘Jij was vooruit gereisd om ons te ontvangen. Op het moment dat de bus met al die kinderen aankwam, moest jij bij wijze van verrassing in je Tiroler jurkje om die bus heen huppelen.’
A: ‘Zo kwamen de kinderen meteen in de stemming.’
M: ‘Het was de eerste keer dat ik je zag. Ik vond je heel grappig, zoals je daar ronddartelde in dat jurkje. Ik begon meteen te filmen.’
A: ‘Daarna werden we aan elkaar voorgesteld.’
M: ‘We gingen dat weekend naar allerlei locaties, met de bus. Eén keer zaten we, bij een wat langere rit, naast elkaar.’
A: ‘Toen zag ik je pas echt. We kregen een gesprek. Heel leuk. Ik zou niet weten waar het over ging, maar ik vond jou wel heel, heel charmant.’
M: ‘We hadden een klik, maar geen vonk. Ik zat trouwens in een relatie.’
A: ‘En ik was alleen maar met werk bezig. Ik ging er totaal in op.’

Scène 2

December 2017. Een zonovergoten strand in Thailand.
Tien jaar na die eerste ontmoeting worden Anouk en Michel getagd in een groepsfoto van het weekend in Salzburg. Ze beginnen te chatten – heel onschuldig, want Anouk is net met iemand aan het daten en Michel zit in een langdurige, maar aflopende relatie. Hij verbreekt deze korte tijd later, waarna hij afreist naar Vietnam.

M: ‘Ik wilde daar een motor kopen en met een rugzak achterop een maand door het land toeren. Na die relatiebreuk – we waren elf jaar samen – wilde ik in alle rust mijn gedachten ordenen.’
A: ‘Tegen die tijd was het chatten klaar, maar ik volgde je nog wel.’
M: ‘Een week voor kerst zat ik in een deprimerend hotelletje, in een berglandschap waar het onafgebroken regende. Ik verveelde me en ging online. En ineens was ik weer met je in contact.’
A: ‘Je vertelde me wat je daar aan het doen was. Het klonk niet echt vrolijk en ineens flapte ik eruit: ik vlieg over een paar dagen naar Thailand, naar Ko Phayam, een hippie-eiland. Waarom kom je daar ook niet naartoe? Dan drinken we samen een cocktail op het strand!’
M: ‘Dat zei je, ja.’
A. stralend: ‘Je leeft maar één keer, dus waarom zou je het níet doen? En dat chatten van ons was wel leuk, maar nu moest er eens iets gebeuren.’
M: ‘Ik hoefde niet lang na te denken. Ik kocht een ticket en…’
A: ‘… O mijn god, dacht ik, hij gaat echt hierheen komen!’
M: ‘Drie dagen later was ik er, iets eerder dan jij verwachtte.’
A: ‘Ik had twee scootertjes met bestuurders geregeld. Ik zat op de pier op je te wachten.’
M: ‘Ik had een kokosnoot gekocht en…’
A: ‘Ik keek om me heen en ineens zie ik daar een aantrekkelijke man met een kokosnoot in zijn hand, zonnebril op… Eigenlijk wilde ik je bespringen, maar we begroetten elkaar vrij nonchalant. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat je daar was.’
M: ‘Het was best eng.’
A: ‘We namen een risico. Misschien wordt het niks, maar dat zien we dan wel weer, dacht ik.’
M: ‘Jij zat in een resort en sliep in een piepklein bamboehutje. Daar stalde ik mijn tas met het doel later een eigen hutje te zoeken.’
A: ‘Wij naar het strand om die cocktail te drinken.’
M: ‘En daarna nog een, en nog een. We moesten nog onderdak voor mij regelen maar…’
A: ‘… we bleven maar op dat strand, aten wat, dronken wijn…’
M: ‘De vonk sloeg al snel over. Het zoeken naar een eigen hut is er nooit van gekomen. We hebben de hele week in dat minihutje van jou gezeten. Daarna verhuisden we naar iets groters.’
A: ‘Het werd kerst en vervolgens oud en nieuw.’
M: ‘In die oudejaarsnacht, na het feest in het hotel, gaf jij bij volle maan een privé-balletvoorstelling voor mij, met je blote voeten in het zand…’
A: ‘Romantisch!’
M: ‘We hadden twee geweldige weken. We bleken allebei sportief te zijn en van avontuur te houden.’
A: ‘Jij iets meer dan ik! Die keer dat het vloed werd en wij over de rotsen aan het klimmen waren…’
M. met een lach: ‘Ja, die vloed kwam heel snel op. Jij waarschuwde me nog. Je wilde terug.’
A: ‘Maar jij wilde door. Ineens stond het water tot onze schouders. Jij moest je camera boven je hoofd houden. Heel eng. Maar ook wel avontuurlijk.’

Scène 3

Februari 2018. Een indoor-klimmuur in Amsterdam.
Na hun Thaise avontuur doen ze het in Nederland even kalm aan. Michel heeft tijd nodig om, zo snel na de breuk, aan het idee van iets nieuws te wennen. Ook Anouk twijfelt. Was het alleen die plek en de romantische setting waardoor ze verliefd werden? Na een tijdje daten besluiten ze samen klimlessen te nemen.

A: ‘Leren klimmen was mijn grote wens, ook omdat ik de laatste jaren een beetje hoogtevrees begon te krijgen. Om daar vanaf te komen, moest ik mezelf met die angst confronteren.’
M: ‘Ik was er meteen voor in. Net als jij vind ik het leuk mijn grenzen op te zoeken.’
A: ‘Jij hebt meer bravoure dan ik. Jij ging gewoon die muur op, terwijl ik vaak dacht: wat dóe ik hier?’
M: ‘Daarom botste het af en toe. Klimmen bleek een goede manier om elkaar beter te leren kennen.’
A: ‘We wisten het allebei altijd beter, dat bleek al gauw bij de oefeningen die we moesten doen.’
M: ‘Tuigje om, knopen leggen, een dubbele 8, valtechnieken, zekeren…’
A: ‘Met dat zekeren heb je elkaar letterlijk in de hand. Ik dacht: als ik dat touw strakker trek, val ik minder diep…’
M: ‘… en ik vond dat niet fijn. Het belemmerde mij in mijn gevoel van vrijheid.’
A: ‘Daar werd ik dan weer chagrijnig van.’
M: ‘Soms liet ik mij bewust vallen, waardoor jij twee meter de lucht in vloog.’
A: ‘En dát 32 meter boven de grond!’
M: ‘Je moest op me leren vertrouwen. Ik wist heus wat ik deed.’
A: ‘Nou ja, we waren in elk geval aan elkaar gewaagd, dat was duidelijk.’

Anouk: ‘WE WAREN AAN ELKAAR GEWAAGD, DAT WAS DUIDELIJK’

Scène 4

Maart 2018. Aan de eettafel van Anouk in Amsterdam. Het is rond middernacht.
Na de klimles fietsen ze samen naar Anouks huis. Onderweg ontaardt hun gekibbel in een flinke ruzie.

A: ‘Het begon heel kinderachtig, zo van: ja maar jij, ja maar ik…’
M: ‘En: jij laat me ook nooit uitpraten!’
A: ‘Zo kwamen we thuis en ik dacht: ga maar naar je eigen huis. Maar dat zei ik niet. We bleven een tijdje mokkend zwijgen.’
M: ‘Na die ongemakkelijke stilte dacht ik op een gegeven moment: dit gaan we zo niet doen. Ik stond op, zette een fles wijn en twee glazen op tafel en vroeg of je even wilde luisteren naar mijn voorstel. Dat luidde: als we nu eens allebei drie dingen opnoemen die we vervelend aan elkaar vinden. Anders komen we er niet uit.’
A: ‘Oké, zei ik, even nadenken. Waarop jij zei: ik weet er al drie hoor, zal ik beginnen?’
M: ‘Ik vond dat jij slecht kon luisteren. Je onderbrak me steeds als ik iets aan het vertellen was.’
A: ‘En mijn punt was dat jij zo lang aan het woord kon zijn. Vooral als het over je werk ging. Dan wikte je eindeloos de voors en tegens tegen elkaar af, terwijl ik dacht: volg gewoon je gevoel! Ik begreep jou soms niet.’
M: ‘Toen gingen we los.’
A: ‘Jij vond dat ik als een wervelwind door het huis denderde.’
M: ‘Dat noem ik spontaan, zei jij.’
A: ‘Je noemde me ook koppig. Maar dat vond ik jou ook. En heel direct. Jij kunt iets zeggen op een bepaalde toon – dan klinkt het zo, eh, betweterig. Daar kan ik slecht tegen.’
M: ‘Jij vertelde dat je door alle verschillen tussen ons soms twijfelde of wij wel een basis hadden.’
A: ‘Ja. We vullen elkaar aan, maar soms zijn we elkaars tegenpolen. Daardoor kan het enorm knallen.’
M: ‘Zo zaten we dus aan tafel elkaars minpunten te bespreken. Maar we moesten ook lachen.’
A: ‘Op een gegeven moment zei je: door die verschillen kunnen we óók van elkaar leren, en dat is wat ik graag wil: van jou leren! Dat gaf ineens lucht. Ik zei: maar ik wil ook van jóu leren. Dat doe ik trouwens al. Door jou word ik rustiger.’
M: ‘En ik krijg energie van jouw gedartel.’
A: ‘Die nacht hebben we echt schoon schip kunnen maken. Daarna snapten we beter waarom we de dingen doen zoals we doen. We geven elkaar nu meer ruimte om onszelf te zijn.’

Scène 5

Amsterdam, 6 mei 2018. Een dakterras in de Jordaan.
Anouk zit twee weken voor filmopnamen in Cuba. Zonder het van elkaar te weten verandert er bij beiden iets in hun gevoelens.

A: ‘We hadden weinig contact omdat er bijna geen bereik was. Zo ver van huis merkte ik ineens dat ik je miste.’
M: ‘We hadden wat vrijblijvend lopen daten, maar toen jij in Cuba was, voelde ik pas dat het leven echt leeg was zonder jou. Ik wil van dat daten af, dacht ik, ik wil een echte relatie met haar.’
A: ‘Tot dan toe was het steeds: kom je vanavond bij me slapen?’
M: ‘Ik wilde een gebaar maken. Ik ging naar een juwelier om een ringendoosje te zoeken dat groot genoeg was om…’
A. gniffelt: ‘We zaten op het dakterras van jouw nieuwe huis. Ik zat naast je en ineens zei je…’
M: ‘Ik pakte dat doosje uit mijn zak en zág je kijken! Lieve Anouk, zei ik, wil je alsjeblieft… mijn huissleutel hebben?’
A: ‘Fantastisch! Ik kreeg er tranen van in mijn ogen. Dat je zoveel moeite had gedaan. Daarna zei je: eigenlijk wil ik vragen… wil je verkering met mij?’
Bij de herinnering kijken ze elkaar stralend aan.
A. met iets van triomf: ‘En tóen begon de zomer!’

Michel: ‘WE ZIJN ALLEBEI GRAAG ALLEEN, DIE VRIJHEID KOESTER IK’

Scène 6

Juni 2019. Een zelfgebouwde filmset in Michels fotostudio.
Anouk en Michel zijn inmiddels ruim een jaar samen. Anouk speelt in GTST en Michel werkt aan een groot kunstproject: Sunshine Royale Motel, een cinemagraph-serie.

M: ‘Ik heb altijd een fascinatie gehad voor hotelkamers. Je komt er binnen, zet er je spullen neer en dan is het je eigen domein. Maar gisteren zat er nog iemand anders. Iemand met een heel ander leven dan jij, met zijn eigen dromen, wensen en verlangens. Er hangt nog iets van zijn sfeer in die kamer en doordat ik er zit, voeg ik daar mijn sfeer aan toe. Daar wilde ik iets mee. Ik wilde visualiseren hoe een zielloze hotelkamer gekleurd wordt door de emoties van zijn gasten.’
A: ‘Jij was daar met je team al mee bezig toen wij elkaar leerden kennen. Ik vond dat superinteressant en toen het steeds serieuzer tussen ons werd…’
M: ‘… zei jij tegen me: Mölder, ik ga je helpen!’
A: ‘Ik geloofde gewoon heel erg in jouw idee. En we hadden niet voor niets een overlap in ons werk: jij achter de camera en ik ervoor. We hadden, in het klein, al eerder samengewerkt, dus dit leek me een geweldige uitdaging.’
M: ‘Je stortte je als een soort regieassistente vol in de productie. Dat deed je heel goed.’
A: ‘Ik bracht mijn eigen netwerk mee, haalde er setdressers bij die ik van GTST kende, zette er een styliste op en vroeg een nichtje van me voor de visagie en het haarwerk.’
M: ‘We bleken samen goed over de inhoud te kunnen sparren: wat zijn die hotelgasten voor types? Wat doen ze, waar komen ze vandaan, welke karakters hebben ze?’
A: ‘Daar zocht ik dan geschikte spelers bij. Een aantal BN’ers deed er uiteindelijk aan mee.’
M: ‘Wat ik vooral mooi vond, was dat we door die samenwerking weer andere kanten van elkaar leerden kennen.’
A: ‘Dat dit lukte komt óók door die nacht met die fles wijn!’
M: ‘Alles draait om communicatie. Je moet de dingen benoemen. Niet voor een ander denken. Dat gaat ons intussen steeds beter af.’

Scène 7

Zomer 2019. De Pyreneeën, Andorra.
Michel maakt al jaren trektochten door het gebied. Anouk mag voor het eerst mee. Zij is net 33 geworden. Het is maar een getal, maar toch dringt de hamvraag van de dertiger zich sterker op dan ooit. Mooi discussiepunt voor onderweg.

A: ‘Bijna al mijn vriendinnen kennen die drang van: ik wil een kind! Degenen die inmiddels moeder zijn, hebben er nooit aan getwijfeld. Dat zegt toch wel iets. Ik heb die urge nooit gevoeld. Misschien komt het nog, maar je kunt het niet eindeloos uitstellen.’
M: ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik geen kinderen wilde. Het is wel een beetje aan het bijdraaien, maar toch. Vrijheid is zo belangrijk voor mij in het leven. Motorrijden. Avontuur. Kinderen zouden me daarin belemmeren.’
A: ‘Als wij al een kind zouden willen, dan is het van elkaar. Maar als ouders moet je ook samenwonen. En dat is juist wat we niet willen. Het wordt dan zo gauw vanzelfsprekend. Wij houden het liefst zo lang mogelijk spannend en fris. Dat je dus niet verplicht naast elkaar op de bank zit, terwijl je daar eigenlijk geen zin hebt.’ M: ‘We zijn allebei graag alleen. Die vrijheid is er en die koester ik. Maar jij bent wel goed met kinderen. Zoals jij met die kleintjes van je zus omgaat! Direct en streng, maar rechtvaardig. Zo doe je dat ook met honden.’
A: ‘Ja, maar als wij het over de toekomst hebben, denken we allebei aan een huisje in de natuur. Zelfvoorzienend, in het buitenland, deels zelf gebouwd, met puppy’s. Heel veel lieve, schattige puppy’s.’
M: ‘En je eigen yogastudio.’
A: ‘Dat ook! En af en toe terug naar Nederland.’
M: ‘We willen nog zoveel doen. En ik ben verslaafd aan reizen.’
A: ‘Het was heel pittig, die tocht door de Pyreneeën. Mooie, ongerepte natuur, maar Spartaans. Weinig voedsel, zelf vis vangen, water halen uit een beek. En je komt dagenlang geen mens tegen.’
M. grinnikt: ‘Niet echt handig om met kinderen te doen.’
A: ‘Het belangrijkste is dat we een goede relatie hebben. Dat we maatjes zijn. Vrienden. In die zin zouden we het ook met kinderen wel redden. Mochten ze er ooit komen, dan zit het met jou wel goed.’

Laatste nieuws