Scène 1
Begin 2003. Een woonhuis aan het Arnhemse Stationsplein.
Een profvoetballer van Oekraïense afkomst zit thuis achter zijn computer, terwijl zijn vriendin Goede tijden, slechte tijden kijkt. Plotseling hoort hij een van de actrices Russisch praten. Hij draait zich om en vraagt: wie is dat? E: ‘En dat was jij. Ik was meteen onder de indruk: je was zo levendig en aanwezig. Je zag er natuurlijk geweldig uit en je bleek uit Oekraïne te komen, net als ik. Ik stuurde je een mailtje met iets van: wat leuk dat je ook een Sovjetverleden hebt, dat je zo goed Nederlands spreekt en dat je het zo ver hebt geschopt in het buitenland. Maar je schreef niet meteen terug en dat vond ik onbeleefd.’ V: ‘Dat mailtje was in mijn fanmailbox terecht gekomen. De korte mailtjes beantwoordde ik meteen, maar de wat langere bewaarde ik voor als ik er een keer tijd voor had. Soms duurde dat weken. Maar uiteindelijk stuurde ik je toch een antwoord en toen hielden we mailcontact.’ E: ‘Op een gegeven moment liep mijn contract bij Vitesse af en was er een kans dat ik naar Griekenland zou vertrekken. Ik vroeg je toen: zullen we elkaar een keer ontmoeten voordat ik weg ga? Maar jij hield de boot een beetje af.’ V: ‘Ik zat nog in een relatie. Ik vond het wel leuk om je een keer te zien maar het stond niet echt bovenaan mijn lijst.’
Scène 2
Mei 2003. De Erasmusbrug in Rotterdam.
De actrice en de voetballer zijn voor het eerst uit eten gegaan en na afloop maken ze een wandeling over de Erasmusbrug. En dan pakt hij haar hand. V: ‘Uiteindelijk kwam het toch van een date en we spraken af in Rotterdam. Ik weet nog dat jij de parkeergarage inreed toen ik er net uitliep. Je draaide je raampje naar beneden en ik zei, heel stom: ‘Ik dacht dat je bruine ogen had!’’ E: ‘Dat weet ik niet meer, maar ik weet wel dat ik zenuwachtig was om jou te zien. Zo’n eerste ontmoeting vond ik spannend.’ V: ‘Wat leuk dat je dat zegt! Ik vond jou meteen heel leuk. En ik kon me wel voor mijn kop slaan, want ik had me helemaal niet voorbereid. Ik had me niet leuk aangekleed, ik had me niet opgemaakt. Ik zag het niet als een date, want ik had al een vriend.’ E: ‘Ik vond het juist leuk dat je geen make-up op had. Nog steeds vind ik dat het mooiste.’ V: ‘Het was een prachtige avond en na het eten wandelden we over de Erasmusbrug. En toen pakte je mijn hand. Het ging wel heel hard toen.’ E: ‘Ik zag dat jij een vrouw was van wie de energie afspatte. Je praatte heel veel maar dat vond ik juist leuk, nog steeds trouwens. Je raakte me omdat je zo emotioneel was. Ik voelde heel veel leven in jou. Heel veel kracht. En ik vond je mooi, daarom pakte ik je hand.’ V. ‘En ik raakte ook betoverd. Jij was een spannende combinatie tussen mannelijk en zachtaardig. In je ogen zag ik dat je een zacht en warm hart had.’ E. ‘Maar het waren wel blauwe ogen!’
Scène 3
Zomer 2003, Moskou. De redactie van de Russische Cosmopolitan.
De actrice loopt stage bij de Russische Cosmopolitan om haar Russisch op te halen. Als ze op een dag het gebouw binnenloopt, zegt de conciërge: er is een bos bloemen voor je bezorgd. V: ‘Ik dacht eerst: die zijn vast niet voor mij. Maar dat waren ze wel, en ze waren van jou. Een paar weken later stuurde jij me een knuffelbeer. Ik weet nog goed dat jij me belde en deed alsof je van de schoolkrant was en een interview met me wilde. Halverwege het gesprek bleek natuurlijk dat jij het was en dat je wilde weten of de knuffelbeer goed was aangekomen.’ E: ‘Het duurde wel even voordat je mijn stem herkende, haha!’ V: ‘Ik had het toen al uitgemaakt met mijn toenmalige vriend. Het was eigenlijk heel raar dat jij en ik verliefd waren, maar dat ik voor drie maanden naar Rusland vertrok en dat jij plannen maakte om naar Griekenland te verhuizen.’ E: ‘Maar ik ging niet naar Griekenland. Ik tekende een contract met Sparta. En ik verhuisde naar Rotterdam.’ V: ‘Toen ik terugkwam uit Moskou, kocht ik een huis in Den Haag. Daar zijn we na enige tijd gaan samenwonen. Met Valentijnsdag gaf ik je een rood hart met mijn huissleutel er in.’
Scène 4
Najaar 2003. Het Sparta Stadion in Rotterdam.
De voetballer speelt een wedstrijd, de actrice komt kijken. In haar tas zit een megafoon en ze is iets van plan. V: ‘Ik wilde je ten huwelijk vragen. Iemand van mijn werk had me op het idee gebracht. Zo van: als je hem ten huwelijk wilt vragen, dan is zo’n stadion natuurlijk wel ideaal voor iets groots en meeslepends. Dus ik leende een megafoon bij Endemol, want ik wilde je vanaf de tribune vragen, of liever nog vanaf de middenstip. Ik had een grote tas bij me en die megafoon paste er net in. Ik weet nog dat ik problemen kreeg met de beveiliging, want met een megafoon kun je een wedstrijd flink verstieren, maar omdat ik het was, mocht ik er toch mee naar binnen.’ E: ‘Maar wij verloren de wedstrijd met 4-1 en na afloop verkeerde iedereen in een begrafenisstemming.’ V: ‘Ik dacht: daar gaat mijn kans. Het moment was voorbij. Dus liep ik met die megafoon naar het spelershome.’ E: ‘Ik wilde natuurlijk weten waarom ze een megafoon bij zich had. En toen ik hoorde waarom, zei ik: ik ben blij dat je het niet hebt gedaan. Omdat we hadden verloren was ik niet aanspreekbaar. Ik kon alleen maar aan de wedstrijd denken, ik was totaal niet in een romantische stemming.’ V: ‘Later dacht ik: mijn god, hoe zag ik dat eigenlijk voor me? Dat ik dan over het hek zou klimmen? Het was gewoon een vlaag van verstandsverbijstering, een totaal impulsieve actie, want we vonden trouwen allebei nergens voor nodig.’
Scène 5
Zomer 2005. Een herenhuis aan de Radesingel in Groningen.
De voetballer is overgestapt naar FC Groningen en concentreert zich op zijn carrière. De actrice rijdt heen en weer naar de Rand- stad en concentreert zich op de hare. Langzaam raakt hun relatie in zwaar weer. V: ‘Het was een heftige periode. Ik was gestopt met Goede tijden en ik wilde bewijzen dat ik geen voetbalvrouw was, zoals ik soms werd omschreven in de bladen. Ik wilde veel investeren in nieuwe programma’s en ideeën. Dus ik ging in op elke mogelijkheid die zich aandiende. En dan zat ik weer in de auto richting Randstad.’ E. ‘Vaak ging je heel vroeg weg en kwam je ’s avonds laat terug. Dan lag ik al te slapen omdat ik de volgende ochtend moest trainen. En in de weekeinden waren er de wedstrijden. We hadden veel onenigheid omdat voetbal voor mij op de eerste plaats stond. Ik was heel erg verliefd op je, maar toch moest alles wijken voor voetbal. Dat was pijnlijk voor jou. Jij wilde gezellige dingen doen en mensen ontmoeten, maar ik kon er niet bij zijn omdat ik moest slapen en mijn regelmaat moest behouden. Daar kwamen ruzies van. En in communicatie waren we niet zo sterk.’ V: ‘Dat is echt een understatement.’ E: ‘Ik ben geen prater en jij bent het tegenovergestelde. Jij eiste van mij dat ik mijn emoties uitte, maar ik kon dat niet, begreep niet hoe dat moest. Dat botste. Het is een kwestie van karakter en cultuur bij mij. Mijn ouders praten ook niet over emoties. Zo ben ik opgegroeid.’ V: ‘En ik bleef maar peuteren tot ik een reactie kreeg. Vervolgens kregen we ruzie waarbij ik ontplofte en jij implodeerde. Ik wilde analyseren wat er misging, maar daarvoor moet je dingen heel precies kunnen benoemen en afstand kunnen nemen.’ E: ‘Maar die vaardigheden hadden we niet.’ V: ‘Ik kon vreselijk drammen en daardoor raakte jij nog meer in jezelf gekeerd.’ E: ‘Je hebt vaak je koffers gepakt. Of ik sprong in de auto en reed hard weg. We waren gewoon twee kleine kinderen. Dat is wel veranderd: inmiddels hebben we geleerd tot tien te tellen en dingen even te parkeren.’ V: ‘Ik wil nog steeds alles uitpraten, maar het hoeft niet meer meteen.’
Scène 6
Mei 2008. Het herenhuis in Groningen
De actrice pakt voor de zoveelste keer haar koffers. Maar nu is het definitief. V: ‘We waren het niet eens over de volgende stap in ons gezamenlijke leven. We wilden graag kinderen, maar het is misgelopen op de vraag hoe we dat zouden doen.’ E. ‘Ik zei dat als we een kind zouden krijgen, zij twee jaar moest stoppen met werken om voor de baby te zorgen. Dat zei ik alsof het een soort ultimatum was. Ik had me anders moeten opstellen, dat begrijp ik nu wel.’ V: ‘Ik snapte wel dat hij het niet zo extreem bedoelde, dat hij niet van mij zou eisen dat ik alleen maar thuis zat, maar ik wilde geen relatie waarin ik voor een ultimatum werd gesteld. Toen heb ik voor de zoveelste keer mijn koffers gepakt. Niet met het idee dat het een definitieve breuk zou zijn, ik dacht dat we gewoon een tijdje uit elkaar zouden gaan. Alleen liep dat tijdje een beetje uit de hand.’ E: ‘Ik was zo koppig. Ik wilde niet terugnemen wat ik had gezegd.’ V: ‘En dus was ik op mijn 28ste opeens vrijgezel. Het was niet mijn intentie om van de ene relatie in de andere te stappen, maar ik kwam toch een andere man tegen. Ik vind het moeilijk om het een echte relatie te noemen, maar het was wel de eerste keer dat ik omging met iemand met wie het niet steeds explodeerde. Toch hielden Lev en ik nooit op met van elkaar te houden.’ E: ‘Elkaar loslaten, dat konden we niet. Ik probeerde jou uit mijn leven te bannen. Maar je bleef terugkomen in mijn gedachten. Wie hielden op de een of andere manier toch altijd contact.’ V: ‘We spraken telkens weer met elkaar af. Of dan stond jij met Kerst opeens verkleed als Kerstman bij mijn ouders voor de deur.’
Scène 7
Najaar 2014. De spreekkamer van een arts in Den Haag.
Een arts voert een gesprek met de actrice. Het is geen goed nieuws wat hij haar te vertellen heeft. V: ‘Omdat ik vaak moe was, had ik een bloedonderzoek laten doen en daaruit bleek dat er iets niet in orde was met mijn hormoonspiegel. Het was te complex om eenduidig een diagnose te stellen, maar het kwam erop neer dat kinderen krijgen geen vanzelfsprekend toekomstscenario voor mij was. Als ik ze wilde, zei de arts, dan moest ik daar zo snel mogelijk mee beginnen, liefst gisteren nog. Daar schrok ik erg van en terwijl ik allerlei second opinions en onderzoeken aan het regelen was, belde ik Lev. Als eerste. Ik had altijd kinderen met hem gewild en hij met mij. We hadden daar zo dichtbij gezeten. Ik voelde opeens dat het urgent was geworden om iets te doen aan onze unfinished love business. Het was net alsof het leven dat voor mij besloot. Ik zei tegen hem: voor mij staat het vast dat ik een kind met jou wil en als jij het ook wilt, moeten we het een kans geven.’ E: ‘En ik zei: ok.’ V: ‘Toen zijn we serieus met elkaar gaan praten. Hoe gaan we er voor zorgen dat dit slaagt?’ E: ‘Ik voelde tijdens die gesprekken dat jij veel rustiger was geworden. Verbazingwekkend was dat. We waren allebei andere mensen geworden. Volwassen, eindelijk bereid naar elkaar te luisteren.’ V: ‘Die tijd dat we uit elkaar waren, zijn we veel sneller gegroeid dan toen we bij elkaar waren. Als dat het offer is dat ik moest brengen voor wat we nu hebben, heb ik dat graag gebracht.’
Scène 8
De eerste week van december 2015. De slaapkamer van het huis van Lev, Amsterdam.
De actrice en de voetballer liggen samen in bed. Met een glimlach geeft zij hem een pakje. E: ‘Ze gaf mij opeens een boek, ik was verbaasd.’ V: ‘De dokter had die dag bevestigd dat ik zwanger was en ik vertelde het aan Lev door hem een boek van Kluun te geven: Help! Ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt.’ E: ‘Ik pakte het uit, zag de titel en was heel erg blij. Ik heb haar omhelsd.’ V: ‘Negen maanden later werd onze zoon Kiy geboren. Het geluk dat ik daarover voel is feller en dieper omdat er zo’n grote kans was dat het niet zou lukken. In dat licht is ook de zwangerschap verlopen. We zijn zo voorzichtig geweest, terwijl we helemaal niet zulke voorzichtige types zijn. Maar ik dacht telkens: als het nu misgaat, is het misschien onze laatste kans geweest.’ E: ‘Ik had net als zij het gevoel dat het een wonder was dat Kiy kwam. Hij was zo klein toen hij net geboren was, hij paste gewoon op mijn hand. Ik vind het zo leuk om met hem bezig te zijn, hem te verschonen en aan te kleden. En doordat ik zie hoe zij met hem omgaat, heeft mijn liefde voor haar andere dimensies gekregen. Mijn verliefdheid is nooit verdwenen, het gevoel is alleen maar doorgegroeid en dieper geworden. Dat is de grote winst van al onze conflicten.’ V: ‘Voor mijn gevoel was het onvermijdelijk dat Lev en ik ooit weer bij elkaar zouden komen. Vroeger konden wij niet zonder elkaar maar ook niet mét elkaar leven. Nu is het vooral dat we niet zonder elkaar kunnen. Het is nog steeds geen makkelijke thuiswedstrijd tussen ons, zeker niet. Maar Lev voelt wel als thuis voor mij.’