Ze werd dit jaar vijftig en is nog even mooi als in haar gloriedagen. Maar anno 2019 wil topmodel Helena Christensen haar beauty vooral van binnenuit laten komen en zet ze zich in als ambassadeur van VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. Met Elegance deelt ze haar persoonlijke verhaal over haar bezoek aan een kamp in Rwanda.
Helena Christensen (25 december 1968) maakte in de jaren 90 furore als een van de grootste topmodellen. Samen met Linda Evangelista, Christy Turlington, Cindy Crawford, Naomi Campbell, Elle Macpherson en Claudia Schiffer vormde ze The Magnificent Seven. Alleen al bij het noemen van hun voornamen, wist de hele wereld wie deze dames waren en ze domineerden de runways. Helena speelde de hoofdrol in de inmiddels legendarische Wicked game-video van Chris Isaak. Ze stond op cover van grote bladen als Vogue, Elle, Harper’s Bazaar en W. En deed campagnes voor grote modemerken zoals Chanel, Versace, Lanvin, Prada, Sonia Rykiel, Hermès en Valentino. Bovendien was ze een van de eerste Angels van lingeriemerk Victoria’s Secret.
Nog steeds doet ze modellenwerk, zo sloot ze in 2018 samen met Claudia Schiffer, Naomi Campbell, Cindy Crawford en Carla Bruni de spring/summer-show van Versace af; een eerbetoon aan wijlen Gianni Versace. Maar de afgelopen twee decennia is Helena zich meer en meer gaan richten op haar grote passie fotografie. Inmiddels is ze een veelgevraagd (fashion)fotograaf. Haar werk verscheen in bladen als Nylon, Marie Claire en Elle en ze hield meerdere exposites, onder andere hier in Amsterdam en Rotterdam.
Sinds 2014 is Helena ook ambassadeur van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. Ze bezocht afgelopen jaar het Mahama-kamp in Rwanda en wil niets liever dan haar ervaringen delen om aandacht te vragen voor de ernst van de situatie. Lees hier haar persoonlijke verhaal…
Helena: ‘Toen het conflict letterlijk Alina’s leven binnenviel, greep ze haar kinderen en ze vluchtte. Ze rende weg van haar thuis, weg van haar dorp, weg van haar geliefde land Burundi. In de chaos van het vluchten werd ze gescheiden van haar man. Ze heeft hem sindsdien niet meer gezien.’
Ik ontmoet Alina in het vluchtelingenkamp Mahama in Rwanda. Ze vertelt me hoe zwaar het is om alleen met haar drie kinderen in een vreemd land te zitten. Zonder haar echtgenoot, zonder hun bezittingen en zonder haar inkomen, want ook haar werk moest ze achterlaten. ‘We hebben net genoeg geld om te eten, maar niet genoeg voor brandhout om te koken, om kleren te kopen voor mijn groeiende baby en schoenen voor de kinderen als ze naar school gaan. We leven hier, maar kunnen ons niet ontwikkelen. Je kunt geen echt leven leiden en na verloop van tijd begin je de hoop te verliezen’, vertelt ze.
Ik zit in het Mahama-kamp van VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR om te ontdekken wat het werkelijk betekent als we praten over ‘een drastisch ondergefinancierde crisis’ en waarom het zo noodzakelijk is dat we donaties doen. Hoe meer ik met Alina praat, hoe meer ik besef dat zij de belichaming is van hoe het eruitziet als humanitaire organisaties keuzes moeten maken in hun steun aan de meest kwetsbare mensen op deze aarde. Met beperkte budgetten, wetende dat ze nooit alle hulpbehoeftes kunnen dekken.
Hier in het Mahama-kamp wonen bijna 60.000 mensen uit Burundi. Zij behoren tot de meestvergeten vluchtelingen ter wereld. Dat ze zo ondergefinancierd zijn, komt doordat er slechts 28 procent humanitaire respons is.
Ik heb de lijn van mannen, vrouwen en kinderen zó duidelijk op mijn netvlies staan. Ze staan in de rij voor hun maandelijkse voedselrantsoenen en hun basisbehoeften qua hygiëne, die hen nog een beetje waardigheid geven. Maar die ook nodig zijn om gezondheidsproblemen zoals diarree – wat voor een kind dodelijk kan zijn – te voorkomen. In elke pakje zit een stuk zeep, een kleine hoeveelheid waspoeder en een paar maandverbanden. Soms staan mensen een hele dag in de rij, maar iedereen is geduldig, iedereen is dankbaar.
Vooraan staat Joséphine. Ze verzamelt haar rantsoenen en ik help haar de zware zak mais te dragen, waarmee ze haar gezin de komende weken kan voeden. Ze vertelt me dat dit alles is wat ze zullen eten en dat ze ernaar verlangt om haar kinderen ook ander voedsel te kunnen geven. Vooral haar jongste vindt de mais moeilijk om te kauwen.
De briljante en charismatische Paul Kenya, UNHCR-manager van het Mahama-kamp, moet dagelijks onvoorstelbaar veel harde beslissingen nemen. Hij vertelt: ‘Het is lastig de zeer beperkte budgetten die we hebben te besteden aan zaken die allemaal even belangrijk zouden moeten zijn. Geven we wat meer variatie in de voeding of bouwen we toiletten? Maken we een klaslokaal of kopen we dekens voor pasgeboren baby’s. Wat je ook kiest, het heeft direct invloed op de kwaliteit van leven van mensen.’
Hoe geef je prioriteit aan basisbehoeftes in een mensenleven, die eigenlijk allemaal nodig zijn om te overleven. Eten versus water versus onderdak? Daar kun je niet uit kiezen, dus Paul moet drastische beslissingen nemen totdat er meer geld binnenkomt. Mais houdt mensen in leven, groenten zijn een luxe. Water is noodzakelijk om te drinken, maar wordt gelimiteerd om te wassen. Lemen hutten, een verbetering ten opzichte van alleen maar tenten. Alle bezuinigingen hebben gevolgen voor de voeding, gezondheid en ontwikkeling – niet alleen op een individu, maar op de hele vluchtelingenbevolking. En naast de basisbehoeften is er ook nog zoiets als onderwijs, gezondheidszorg, sanitaire voorzieningen, bescherming en een veilige leefomgeving. Hoe te dealen met het feit dat mensen in dit kamp zwaar traumatiserende ervaringen hebben gehad? Familieleden zijn gedood, vaak voor hun ogen; vrouwen zijn verkracht; kinderen zijn getuige geweest van extreem geweld. Er is acute behoefte aan psychische ondersteuning, maar de begeleiding is zeer beperkt, omdat de basisbehoeften toch weer op de eerste plaats komen.
De sfeer hier is somber. Maar ik word toch verrast door de veerkracht van de mensen die ik hier ontmoet, zowel de vluchtelingen als de UNHCR-hulpverleners. Ik ben zo onder de indruk van wat Paul en zijn team hebben bereikt in de drie jaar dat het kamp bestaat, ondanks hun enorme beperkingen en het gebrek aan geld. De structuur, de rust. En er is zo veel liefde hier. Ondanks de dagelijkse ontberingen wordt er ook zo veel gelachen. Samen proberen ze van deze bijna uitzichtloze situatie het beste te maken met het beetje wat ze hebben.
Veel van de kleine donkere huisjes herbergen tien mensen, die wang aan wang liggen op een paar matrassen op een smerige vloer. Maar buiten de hutten zie ik kleine moestuinen die ze zelf hebben gecreëerd. Hoewel ze moeten dealen met overstromingen enerzijds en droogte anderzijds, proberen ze toch groenten te verbouwen om hun kinderen te voeden. Groenten die ervoor zorgen dat de kinderen geen ontwikkelingsachterstand oplopen.
Mahama is gevuld met kleine ‘zakjes van geluk’ zoals deze. Er zijn weefkamers, waar vrouwen met baby’s en peuters aan hun voeten zitten en met hun sierlijke handen prachtige manden maken. Naaikamers met oude naaimachines en stoffen in de meest levendige kleuren en met fantastische patronen. Hier kunnen vrouwen hun vaardigheden ontwikkelen, waarmee ze hun kansen vergroten om een klein inkomen te verdienen en zo hun gezin te helpen. Geëtst uit de droge aarde zijn er een basketbal- en voetbalveld waar kinderen spelen en strijden, net als andere kinderen over de hele wereld.
Ik fotografeer Alina. Voor mij is zij het gezicht geworden van deze ondergefinancierde crisis. Alina overleeft, ja, maar voor Alina is alleen overleven niet genoeg, zoals dat voor mij en voor ons allemaal niet genoeg is. We willen allemaal méér voor onszelf en onze kinderen. We willen iets bijdragen, actief zijn, onderdeel uitmaken van families, gemeenschappen en samenlevingen. Hier in Mahama doen vluchtelingen alles wat in hun macht ligt om zichzelf te helpen. Ze proberen voorbij te gaan aan hun nare herinneringen over misbruik en vluchten en voeden zich met hoop en verlangen naar een betere toekomst. Maar ze kunnen het niet alleen en de UNHCR ook niet.