'Nog nooit iets met de Franse slag gedaan'

Ze ontmoetten elkaar in een Rotterdams café, 55 jaar geleden. Een paar jaar later begonnen Puck Kroon (78) en Hans Kemmink (72) een hippe kledingwinkel in Den Haag. Ze groeiden uit tot een legendarisch modeontwerpersduo. ‘We hebben elkaar opgevoed. We zaten altijd op één lijn qua smaak en ideeën.’

'Nog nooit iets met de Franse slag gedaan'

Ze ontmoetten elkaar in een Rotterdams café, 55 jaar geleden. Een paar jaar later begonnen Puck Kroon (78) en Hans Kemmink (72) een hippe kledingwinkel in Den Haag. Ze groeiden uit tot een legendarisch modeontwerpersduo. ‘We hebben elkaar opgevoed. We zaten altijd op één lijn qua smaak en ideeën.’

‘Wat ik écht even moeilijk vond was zijn leeftijd, ik had zoveel meer levenservaring’ -Puck

Scène 1

Zomer 1964. Een café in het centrum van Rotterdam. Een coupeuse zit samen met een vriendin een drankje te drinken als een piepjonge fotograaf het café binnenkomt. Hij is meteen van haar onder de indruk. En zij ook wel van hem. H: ‘Ik vond haar heel aantrekkelijk. Puck had een onderkoelde, mysterieuze manier van doen, dat vond ik stoer.’ P: ‘Jij had lang, pikzwart haar, daardoor viel je me op.’ H: ‘Ik was zeventien, maar ik loog tegen haar dat ik achttien was. Ik denk dat ik zeventien een beetje te jong vond om indruk op haar te kunnen maken.’ P: ‘Ik was 23, had een modeopleiding gedaan en werkte bij een chic modehuis in Rotterdam. Daar konden vrouwen couture uit Parijs kopen. Grote Parijse merken zoals Dior verkochten patronen aan dat modehuis en wij maakten die kleding op maat. Zo leerde ik het couturevak.’ H: ‘Ik werkte als fotograaf. Ik maakte bijvoorbeeld reportages van bruiloften en dan volgde ik de trouwstoet op mijn solex, want ik had natuurlijk geen auto. Na afloop van die eerste avond bracht ik Puck naar huis op die solex.’ P: ‘Daar weet ik niets meer van, Hans.’ H: ‘Nou lekker dan, Puck. Het was toch wel een moment om nooit te vergeten, zou ik zeggen.’

Scène 2

Drie dagen later. Een woonhuis in het centrum van Antwerpen. De coupeuse en de fotograaf zijn te gast op een hippiebruiloft van vrienden. H: ‘Na onze eerste ontmoeting spraken Puck en ik drie dagen later af in hetzelfde Rotterdamse café. Ik dacht bij mezelf: misschien komt ze helemaal niet opdagen. Maar ze was er wél.’ P: ‘Het was mijn stamkroeg, dus grote kans dat ik daar was.’ H: ‘En toen zei iemand opeens: laten we naar Antwerpen gaan. Vrienden van ons gingen daar trouwen, ze gaven een groot feest. Dus reden we spontaan met zijn allen naar Antwerpen in iemands auto. En daar sprongen de vonken pas echt over tussen Puck en mij.’ P: ‘Ik had me enorm uitgesloofd en een heel mooi linnen jurkje gemaakt. Goudkleurig. Dat droeg ik.’ H: ‘Ja dat weet ik nog, je zag er geweldig uit. Wat er allemaal gebeurde tussen Puck en mij in Antwerpen? Hahaha! What happens in Antwerp, stays in Antwerp! Het ging in elk geval aan. Maar het ging ook weer uit. Tot twee keer toe.’ P: ‘Zijn moeder zag mij helemaal niet zitten, dat was wel een beetje lastig.’ H: ‘Puck was te rebels voor mijn moeder. Ze had een geweldige broek voor mij gemaakt, een soulbroek van ribfluweel. Maar ribfluweel, dat vond mijn moeder iets voor vrachtwagenchauffeurs.’ P: ‘Ik kwam met die broek aanzetten en ik zag dat ze boos werd. Ze wilde niet dat Hans hem aandeed, want wat zou de buurt daar wel niet van denken.’ H: ‘Mijn moeder was erg op etiquette en op hoe je eruitzag.’ P: ‘Maar zijn moeder was niet het grootste struikelblok. Wat ik écht even moeilijk vond, was zijn leeftijd. Ik dacht: hij is wél vijfenhalf jaar jonger dan ik. Ik had al een jaar in Parijs gewoond en een relatie gehad met een Vietnamese kunstenaar waarmee ik naar de Sahara was gelift. Onderweg maakten we samen grote straattekeningen en daar haalden we dan geld mee op. Ik had dus veel meer levenservaring dan Hans.’ H: ‘In het begin hadden we een knipperlichtrelatie.’ P: ‘Maar we hadden dezelfde ideeën en vonden dezelfde dingen leuk. Dus dan kwamen we via een omweg toch weer bij elkaar terecht. Met een vriend van de academie begon ik op een gegeven moment een pop-upwinkel in het Kurhaus in Scheveningen. Het was in die tijd uit met Hans, maar hij kwam toch kijken en vond wat we daar deden geweldig.’ H: ‘Ik ben toen de muren met bloemen gaan beschilderen.’ P: ‘En toen raakte het toch weer een beetje aan.’

Scène 3

Najaar 1967. Een winkelpand in de Prinsestraat in Den Haag. De coupeuse, inmiddels ontwerpster, begint met een vriendin een hippe modezaak. P: ‘Het was weer even uit met Hans en een vriendin van mij, die etaleuse was, zei: zullen wij samen een winkel beginnen? In de Prinsestraat vonden we een pandje. We waren bezig de boel te verven, toen Hans weer langskwam. Hij vond dat we het niet goed aanpakten. Hij zei: ik zal jullie wel even helpen.’ H: ‘Ik heb toen meegeholpen om er een superhippe winkel van te maken. Ik timmerde een podium in de vorm van een pop-artbloem.’ P: ‘En de gevel verfden we paars, maar dat mocht niet van de huisbaas, dat moesten we weer oververven. We hadden die winkel net zes weken, toen ik met die vriendin naar Londen ging. In een of ander café ontmoette ze toen een Russische prins op wie ze smoorverliefd werd en met wie ze naar Parijs vertrok. Toen gingen Hans en ik samen verder met de winkel.’ H: ‘Het was allemaal heel onzeker. We hadden geen cent. We waren wat begonnen, maar hadden helemaal geen toekomstvisie. We deden het gewoon omdat we het leuk vonden.’ P: ‘In het begin hadden we één rekje met kleding. Als een klant iets leuk vond, dan maakte ik dat voor haar op maat. Er ontstond vanzelf een soort taakverdeling: ik zat op het atelier en tekende de patronen, Hans kocht de stoffen in. Onze samenwerking ging heel makkelijk, maar we hadden ook wel eens ruzie. Ik vond hem soms te impulsief.’ H: ‘Ja, maar dat is ook mijn kracht.’ P: ‘Soms wilde Hans dingen die technisch gewoon niet konden. Dan had hij een idee en drapeerde hij een lap om een paspop, maar ja, dan heb je natuurlijk nog geen kledingstuk.’ H: ‘Ja, dat was in het begin, toen ik nog dacht dat iedereen maat 36 had. Maar zeg eens wat aardigs over me, Puck.’ P: ‘Nou dat is toch ook aardig? We hebben elkaar opgevoed. We zaten altijd op één lijn qua smaak en ideeën. En op een gegeven moment kregen we meer geld en begonnen we te denken aan uitbreiden. Uiteindelijk kwamen er twee winkels bij, in Rotterdam en Amsterdam.’

‘Puck was te rebels voor mijn moeder’ -Hans

Scène 4

Najaar 1968. King’s Road in swinging London. Het modeontwerpersduo is op huwelijksreis en struint alle hippe winkels af om in te kopen en inspiratie op te doen. P: ‘Dat we gingen trouwen, kwam eigenlijk door mijn moeder. Die stuurde daar op aan. Mijn moeder was erg dol op Hans, maar ze vond samenwonen niet zo netjes. Ze zei: kunnen jullie niet beter trouwen?’ H: ‘We zijn in het oude stadhuis in Den Haag getrouwd. En daarna gaven we een geweldig feest in onze winkel.’ P: ‘We gingen naar Londen op huwelijksreis, want dat was toen dé stad als het om mode ging.’ H: ‘We kochten kleding in van Vivienne Westwood en Ossie Clark, die toen nog helemaal niet bekend waren. We kwamen boordevol ideeën terug, we borrelden over van inspiratie. Eenmaal in Den Haag was het niet zo makkelijk al die plannen uit te voeren, maar we hadden veel succes met de spullen die we hadden ingekocht.’ P: ‘Absoluut! Vrouwen droegen onze hippie-chic-jurken als bruidsjurken.’ H: ‘Maar op een gegeven moment zette ik daar een rem op. Want met die aanstaande bruiden kwamen ook moeders mee en dat was niet de sfeer die we in onze winkel wilden. We wilden geen bruidszaak zijn.’

Scène 5

24 juni 1969. Het Westeinde Ziekenhuis in Den Haag. Het modeontwerpersduo krijgt een dochter. Ze noemen haar Carmen. P: ‘We hadden het nooit over een kinderwens gehad of zo. Carmen diende zich gewoon aan.’ H: ‘Volgens mij is ze op de boot naar Harwich verwekt.’ P: ‘Nee, het was een maand later. We waren heel blij dat we een kind kregen, maar het was wel even puzzelen. Want we woonden boven de winkel in een kleine ruimte die ook dienstdeed als atelier. Een vriend van ons bedacht een wieg, die we ook als tafel konden gebruiken.’ H: ‘Het was superleuk om opeens ouders te zijn van een dochter. We waren kleinbehuisd, maar op de een of andere manier was dat juist fijn. Want Carmen zat gewoon in de box in het atelier.’ P: ‘In de middag ging ik met Carmen wandelen in de Paleistuin en als ze sliep, ging ik verder met mijn werk – patronen tekenen of jurken knippen. H: ‘Soms deed Puck samen met Carmen een middagdutje. Het ging allemaal hartstikke goed.’

‘Puck had een onderkoelde, mysterieuze manier van doen, dat vond ik stoer’ -Hans

Scène 6

Najaar 1977. De New York Fashion Fair. Het modeontwerpersduo is naar New York gereisd om daar hun collectie te tonen. H: ‘We wilden kijken of er een markt voor onze kleding was in New York. We hadden toen nog niet veel geld, we moesten elk dubbeltje omkeren.’ P: ‘We hadden onze zelfgemaakte etalagepoppen meegenomen, dat weet ik nog.’ H: ‘Van New York zelf zagen we weinig, want we stonden drie dagen lang op die beurs.’ P: ‘We gingen in het donker naar binnen en kwamen eruit als het weer donker was.’ H: ‘Opeens liep het storm. We verkochten aan grote warenhuizen als Bloomingdale’s en Barneys. Iedereen was enthousiast. Onze ontwerpen hebben in de kerstetalage van Bloomingdale’s gestaan. Maar uiteindelijk groeide het ons boven het hoofd. Die warenhuizen wilden hun bestellingen precies op tijd hebben en dat was een enorme race tegen de klok. We hebben het allemaal geleverd en het is goed gegaan, maar eigenlijk konden we zoiets niet aan. Toen besloten we dat het ons teveel werd. We lieten het zitten.’ P: ‘We misten een bedrijfsleider die alles in goede banen leidde.’ H: ‘Het was een geweldig avontuur en we hebben het gedaan. Maar we stonden onder hoogspanning en dan waren we niet altijd even aardig tegen elkaar.’ P: ‘We hadden korte lontjes.’ H: ‘Dan kwamen ‘s nachts om drie uur de stoffen uit India op Schiphol aan en die moesten dan meteen geknipt worden.’ P: ‘En dan bleek er ook nog een baal handgeweven zijde gestolen te zijn. Dan ben je gewoon te moe en doe je geïrriteerd tegen elkaar. Maar dat is heel normaal.’ H: ‘Het is nooit zo uit de hand gelopen dat ik in een hotel ging wonen of iets dergelijks.’

Scène 7

Een avond in 1987. Hôtel de Paris Monte-Carlo in Monaco. Karl Lagerfeld overhandigt de Fil d’Or, een prestigieuze modeprijs, aan het modeontwerpersduo. P: ‘We kregen die prijs voor onze linnencollectie. Linnen was toen onze lievelingsstof. De prijs werd uitgereikt in Monaco en Carmen mocht mee. We zaten daar in een prachtige accommodatie, Hôtel de Paris, met een groot zwembad. En toen we ‘s ochtends gingen zwemmen, zwom prinses Caroline van Monaco naast ons. Heel geestig.’ H: ‘Het was een internationale prijs. Romeo Gigli en Calvin Klein waren ook genomineerd.’ P: ‘Wij voelden ons zeer vereerd.’ H: ‘Ik was doodnerveus. Ik geloof dat ik die avond behoorlijk dronken ben geworden.’ P: ‘Er was een groot galadiner in een zaal waarvan het dak openging, de Salle des Etoiles. Het was sprookjesachtig.’

Scène 8

2 oktober 2019. De Stadsschouwburg in Utrecht. De première van de documentaire Puck & Hans – Made in Holland, tijdens het Nederlands Film Festival. Na afloop krijgt het modeontwerpersduo een staande ovatie. H: ‘Die documentaire volgt ons tijdens de voorbereidingen voor de tentoonstelling over ons werk in het Amsterdam Museum in 2017. Dat was erg leuk. We kregen een telefoontje van de hoofdconservator: ze wilde een tentoonstelling over ons maken. Maar ja, wij bezaten niets meer, we hadden al onze ontwerpen verkocht. We hadden hooguit drie dingen. We zetten toen een oproep op Facebook en daar kregen we zoveel reacties op! Op een gegeven moment hadden we bijna 1500 kledingstukken bij ons thuis hangen. Er bleken mensen te zijn die dertig, veertig dingen van ons hadden en daar superzuinig op waren geweest. We hebben ons nooit gerealiseerd dat we zulke goede klanten hadden. Dat ging helemaal aan ons voorbij, want we waren gewoon druk met ons werk.’ P: ‘En toen werden we ook benaderd door documentairemaker Peter Wingender. Hans en ik gaan dan meteen nadenken: hoe moeten we het aanpakken, zodat zo’n film zo goed mogelijk wordt. We willen dan weer het beste uit onszelf halen. Het is niet alleen maar: goh wat leuk, maar ook een zorg.’ H: ‘We hebben nooit iets met de Franse slag gedaan.’ P: ‘We denken altijd: dit moet helemaal goed worden, anders hoeft het niet.’ H: ‘Dat hadden we met die winkel ook, we wilden gewoon de beste zijn. Die manier van denken, bindt ons. Puck was met de kleding altijd perfectionistisch. Ik was perfectionistisch als het ging om stoffen en hoe de winkel eruitzag. Wij wilden fantastische dingen maken, niet zomaar iets in elkaar flansen.’ P: ‘En we vulden elkaar altijd perfect aan. Hij kan dingen die ik niet kan. En ik kan dingen die hij niet kan. Soms zijn we het even niet eens, maar dat komt altijd weer goed. We hebben altijd het beste in elkaar naar boven gehaald.’