Scène 1: 2 Maart 2006, café-restaurant In de Waag in het centrum van Amsterdam.
Een aantrekkelijke acteur annex fotomodel en een aantrekkelijke actrice annex zangeres zijn beiden geboekt voor de proefaflevering van een nieuw tv-programma rond Wilfried de Jong. Die middag vinden in het café-restaurant voorbesprekingen plaats met de producenten. Als de acteur binnenstapt, wil de actrice eigenlijk net vertrekken, maar één blik is genoeg om haar anders te doen besluiten. A: ‘Die prachtige ogen en die schwung waarmee je kwam aanlopen… Ik blijf toch nog even, dacht ik meteen.’ B: ‘Ik had jou al eens op tv gezien, in het programma Herexamen, en daarna nog een keer in café De Smoeshaan in Amsterdam, samen met je vriendin Carice van Houten. Beide keren was je me opgevallen én bijgebleven. Toen ik jou die middag zag zitten, duurde het dus niet lang of ik dacht: ze ís het gewoon. Er was nog één stoel vrij, tegenover jou. Dat kwam goed uit. We waren direct zo begeistert van elkaar dat ik niets heb uitgewisseld met de producenten, die ik al langer kende. Praten, praten, praten, en intussen ging jij wel tien keer in een kwartier naar de wc.’ A: ‘Van de zenuwen waarschijnlijk.’ B: ‘Op een gegeven moment liepen de producenten langs en zeiden met zo’n knipoog van mannen onder elkaar: “Nou Burt, wij gaan, veel plezier nog hè!” We waren als laatsten overgebleven en liepen uiteindelijk samen naar buiten.’
Scène 2: 4 Maart 2006, het Amsterdamse Coengebouw.
De opnamedag is aangebroken. De actrice speelt een barjuffrouw en de acteur speelt een loverboy die bij haar een drankje bestelt. Als de scène is gedraaid, breekt het moment van de waarheid aan. B: ‘De vraag is dan: wie gaat het eerst iets zeggen? Ik wist nog steeds niet helemaal zeker of ik goed gevallen was…’ A: ‘Ach kom, we hadden het die eerste middag zelfs gehad over kinderen en zo. Dat doe je niet met iedereen.’ B: ‘Bizar inderdaad dat we meteen over diepe shit zaten te lullen. Maar goed, ik besefte dat het van mij moest komen, dus ik maakte een flauwe grap: “Zei je iets? Ik dacht even dat je mijn nummer vroeg.”’ A: ‘Het leek me handiger om mijn nummer aan jou te geven. Opwindender ook. Ik dacht: als hij me echt wil, dan hoor ik van hem.’ B: ‘Je droeg die dag sandaaltjes en je teennagels waren goudgelakt. Dat deed het hem, want ik houd erg van mooie vrouwenvoeten. Een paar dagen later stuurde ik je een sms.’ A: ‘“Gouden teentjes door mijn hoofd. Zin om deze week iets af te spreken?” Ik heb het – met onze andere liefdes-sms’jes – heel lang bewaard, tot mijn mobieltje op een Koninginnedag in de gracht viel. Dat mobieltje vond ik niet zo’n ramp; die sms’jes wel.’
Scène 3: 3 April 2006. Café-restaurant Het Ponthuys in Amsterdam-Noord.
Als de actrice haar dertigste verjaardag groots viert, wacht de acteur een vuurproef. Hij doorstaat hem met glans.
B: ‘Ik weet nog goed dat we voor het eerst samen uit eten gingen, bij Casa di David aan het Singel. We waren zo verliefd dat we allebei niks konden eten. Gespreksstof hadden we wel. Het ene verhaal na het andere.’ A: ‘Vooral van jouw kant…’ B: ‘Tot je vroeg: “Ga je me nu ook nog kussen?” Dat leek me ineens ook heel slim.’ A: ‘Toen hadden we verkering, en een paar weken later werd ik dertig. Ik had de zolderverdieping van café-restaurant Het Ponthuys afgehuurd. Al mijn vrienden waren er, van Carice tot Jenny Arean, plus mijn hele familie. Bijna niemand had jou nog ontmoet, en ik wist nog niet dat jij overal steevast te laat komt…’ B: ‘Vanaf de pont zag ik al mensen uit het zolderraam kijken, en voor de deur zat jouw neefje Tom. Hij zei: “Jij bent zeker Burt, hè? Iedereen zit op jou te wachten!” Het idiote is dat je boven aan de trap direct in de feestruimte staat, dus béng, alle ogen waren op mij gericht. En ik maar doorademen.’ A: ‘Je deed het zo leuk!’ B: ‘Ik kreeg ook een fantastisch onthaal, én ik scoorde hoog met mijn cadeau.’ A, stralend: ‘Heel gedurfd was het: een mintblauwe metallic jurk met oranje polkadots van Ted Baker. Echt iets voor mij, en hij zat ook nog eens geweldig.’ B, met een tevreden glimlach: ‘In de winkel móést ik hem gewoon hebben, ongeacht de prijs. De verkoper zei nog: “Zo, jij bent wel de weg kwijt!”’
Scène 4: November/december 2006, Goa, India.
De acteur en de actrice reizen een maand door de tropen. Ontberingen zijn er genoeg onderweg, maar ze lachen er samen om.
A: ‘Het eerste jaar van een relatie ben je toch aan het aftasten of iemand echt bij je past. In Goa woont Yolanda, een van mijn allerliefste vriendinnen, samen met haar vriendin. Ik was benieuwd hoe het zou gaan tussen hen en jou en ik werd niet teleurgesteld. Vanaf het begin was het een goede match.’ B: ‘Onze hele reis was een soort beproeving. We gingen back to basic, en erger. Alleen al die eerste nacht in Mumbai, in een afgelegen hotel dat Yolanda voor ons geregeld had. Ik was al een paar keer in Azië geweest, maar zulke vreselijke shit had ik nog nooit gezien. Onze kamer had niet eens ramen.’ A: ‘Hij was ook nog heel laag, dus je stootte meteen vijftig keer je kop.’ B: ‘Je zou denken dat zulke dingen irritaties opleveren, maar we moesten overal om lachen. De ene keer stonk al ons beddengoed naar schimmel, de andere keer stond er ’s ochtends vroeg pal bij ons bed een koe te loeien, of we trapten weer eens in een koeienvlaai… Herinner jij je nog die treinreis met die kakkerlakken?’ A: ‘Nou en of. Er ging een gezin tegenover ons zitten, en daar kropen die beesten gewoon overheen. Normaal ben ik heel bang, maar toen dacht ik: oké An, dit is een vakantie waarin je je moet overgeven.’ B: ‘We hadden ook de wonderlijkste ontmoetingen. Mensen die aan urinetherapie deden en zo…’ A: ‘En we zagen de prachtigste dieren: schildpadden, ijsvogels, papegaaivissen…’ B: ‘We hadden het samen gewoon megafijn, en daarna waren we klaar voor het grotere werk.’
[gallery size="medium" columns="2" link="none" ids="275,274"]
Scène 5: 1 April 2007, een riante bovenwoning in het centrum van Den Haag.
Het LAT-ten moet maar eens afgelopen zijn, vinden de actrice en de acteur. Maar samenwonen heeft wel wat haken en ogen.
B: ‘In Amsterdam woonde ik eerst antikraak en later logeerde ik bij jou, maar in Den Haag had ik al jaren een dubbel herenhuis. Toen de huurder van het bovenhuis wegging, dacht ik: nu ga ik rigoureus verbouwen.’ A: ‘Dat paste ook bij de les die we in India geleerd hadden: “Meer tijd dan geld.”’ B: ‘Precies. Ik wilde kijken hoe ver ik op eigen kracht zou komen, en toen bleek ik verrassend goed te kunnen klussen.’ A: ‘Ik wilde graag boven wonen. Daar was het compleet uitgewoond, dus het duurde wel even tot het allemaal naar onze zin was.’ B: ‘Het slopen begon op 1 april. Daarna woonden we ruim een jaar in een bungalowtent die ik had opgezet in de woonkamer.’ A: ‘Tegen het puin en het stof.’ B: ‘Een bank erin, een tv’tje en kleding in zakken. Voorin sliepen we.’ A: ‘Superromantisch.’ B: ‘Met alleen koud water. Douchen deden we bij een vriend aan de overkant. Iedereen zei: “Als je dít uithoudt, kun je samen alles aan.’ A: ‘Die vonden het verschrikkelijk, maar wij totaal niet. Het is gewoon die inner drive: je wilt bij elkaar zijn.’
Scène 6: 12 juli 2010, een straat in het centrum van Den Haag.
De acteur en de actrice zijn nog altijd dolblij met elkaar, maar ineens gaat er iets goed fout.
A: ‘Ik zou na de zomer gaan repeteren voor de musical Petticoat en jij had een rol in een telefilm.’ B: ‘Daarvoor moest ik die ochtend naar België, met het openbaar vervoer. De styliste had me gevraagd een T-shirt mee te nemen, en bij de tramhalte merkte ik dat ik dat had vergeten. Dus ik belde jou.’ A: ‘Ik sprong onmiddellijk op mijn fiets om te voorkomen dat jij je trein zou missen. In mijn nachthemd met een lange sjaal eroverheen om te verhullen dat ik geen ondergoed droeg, mijn sleutelbos en telefoon in één hand en in de andere dat T-shirt. Levensgevaarlijk, uiteraard. Nog geen honderd meter verderop klapte mijn stuur om. Ik zag zó het asfalt op me afkomen en daar lag ik, terwijl ik rond mijn hoofd een plas bloed zag verschijnen. Er stond direct een kring van mensen om me heen en een man belde 112 voor een ambulance. Daarna vroeg hij: “Wie bel ik nog meer?” Jou natuurlijk.’ B: ‘Kreeg ik die man aan de telefoon: “Ik bel met het mobieltje van uw vrouw, ze heeft een ongeluk gehad.” Ik rende in de hoogste versnelling terug, zag een ambulance, en jou op straat. Op dat moment werd ik helemaal gek: “Nee!!!!”’ A: ‘Ik had een gat in mijn hoofd ter grootte van een tennisbal.’ B: ‘Ik kan wel wat hebben, maar dit trok ik echt niet. Gelukkig werd het in het ziekenhuis snel gehecht.’ A: ‘Ik zei nog: “Ik ben actrice, wel netjes graag!”’
Scène 7: Een paar dagen later, de bovenwoning in Den Haag.
De actrice is aan de beterende hand. Of toch niet?
A: ‘Ik had overal schaafwonden en een zware hersenschudding. Niet leuk, maar ze hadden me medicijnen meegegeven tegen de misselijkheid. Die nam ik trouw in, tot ik na een paar dagen een rare kramp voelde opkomen; eerst in mijn benen en steeds verder naar boven. Misschien komt het doordat mijn spieren zich herstellen, dacht ik nog, maar het werd steeds erger. Jij zag jezelf al je leven lang achter een rolstoel lopen. Toen ik haast niet meer kon praten, zijn we teruggegaan naar het ziekenhuis.’ B: ‘Je was volledig spastisch. Zo bizar. Er kwamen vier groepjes artsen naar je kijken.’ A: ‘Ik werd zelfs gefilmd, voor de wetenschap. Toen ze zeker wisten dat het een medicijnenallergie was, kwam er per helikopter een tegengif uit Utrecht.’ B: ‘Ook weer bizar: binnen een halfuur sprak je weer normaal.’ A: ‘Nu heb ik alleen nog dat litteken. In een ruzie zeg ik weleens:“Jouw schuld!”’ B: ‘Natuurlijk voel ik me ook schuldig, en dat om een T-shirt. Ik heb er wel van geleerd dat veel dingen minder belangrijk zijn dat je denkt.’
Scène 8: Oud en Nieuw 2011/2012, een boerderij in de Purmer.
De acteur en de actrice willen een kind en krijgen een bijzonder teken van boven.
B: ‘Ik was altijd huiverig als het concreet over kinderen ging, maar bij jou wist ik het gelijk.’ A: ‘Ik ook. Het ging alleen nog om het juiste moment, en dat kwam die nacht. Bij ons is het traditie om rond Oud en Nieuw met een vriendengroep in een boerderij te gaan zitten. Lekker een paar dagen bij elkaar zijn, spelletjes doen, koken, en verder niets. Die keer had ik net een maand ervoor de bekende strip uit het raam geworpen. We lagen samen op een heel gezellige hooizolder, en precies negen maanden later – op 1 oktober 2012 – werd onze dochter Sue geboren. Je kunt het niet bewijzen, maar toch, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid…’ B: ‘Het mooie was dat we die avond met ons allen Chinese wenslampionnen hadden opgelaten. Die van anderen vlogen – zoef – weg of belandden in een boom, maar de onze konden we volgen tot het allerkleinste stipje. Raar misschien, maar we kregen allebei heel sterk het gevoel dat onze wens verhoord zou worden.’ A: ‘De eerste maanden van 2012 waren best lastig. We wilden mijn zwangerschap nog even geheim houden, en bovendien mocht niemand weten dat ik de mol was in het programma Wie is de Mol?’ B: ‘Van dat laatste geheim werd ik bloednerveus. Ik dacht: straks zien ze het aan me. Daar stond tegenover dat we na de laatste uitzending op 8 maart ineens alles aan iedereen mochten vertellen. Heerlijk.’
Scène 9 Nazomer 2014, de bovenwoning in Den Haag.
Het geluk van de actrice en de acteur is compleet. B: ‘Gewoonlijk ben je heel kleinzerig, maar tijdens de bevalling vond ik je indrukwekkend. Zoveel kracht!’ A: ‘Gek hè, tijdens dat ongeluk gaf ik ook geen kik. Dus als het erop aankomt…’ B: ‘Ik had geen andere moeder voor mijn kind gewild. Je bent sowieso heel liefdevol. Als ik down ben, weet jij me altijd op te vrolijken. Andere mensen ook. Dat is een van de redenen dat ik heel veel van je hou.’ A: ‘En ik van jou. Met je humor en je bijdehante verhalen blijf je me boeien. En je bent de liefste vader die ik me kan voorstellen. We horen bij elkaar, en door Sue nu nog meer.’