Prinses Laurentien: 'Alles begint met gunnen'

Terugkijken? Welnee. Prinses Laurentien is alweer drie stappen verder. Want de 'invloedrijkste speler in de Nederlandse filantropie' doet niet aan lanterfanten.

Prinses Laurentien: 'Alles begint met gunnen'

Natuurlijk, activiteiten als lid van het Koninklijk Huis horen erbij. En dus is prinses Laurentien op hoogtijdagen als Prinsjesdag en Koningsdag present. Ook vervult ze verschillende erefuncties. Maar ze is vooral een hardwerkende vrouw die zich al jaren inzet om een verschil te maken in de samenleving. Natuurbescherming, duurzaamheid, de bestrijding van laag­ geletterdheid en inclusiviteit van kinderen zijn de belangrijkste vraagstukken waar ze zich met veel energie en creativiteit hard voor maakt. Onlangs werd ze uit­ geroepen tot de meest invloedrijke speler in de wereld van filantropie. Een gesprek met een vrouw met een missie.

Is ‘samenbrengen’ het woord dat uw bezigheden goed samenvat?

‘Samenbrengen is belangrijk maar het gaat ook om urgentie. Samenbrengen moet namelijk wel tot iets concreets leiden. Het is mooi om met anderen een maatschappelijke beweging in gang te zetten, zoals bij laaggeletterdheid. Maar ik blijf kritisch vooruitkijken. Als een aanpak succesvol blijkt, ben ik alweer drie stappen vooruit en bezig met hoe we de volgende groep mensen gaan bereiken.’

Uw agenda is behoorlijk vol en behoorlijk divers...

‘Ik maak geen onderscheid tussen werk, bijbaan of nevenfunctie, dat zou te ingewikkeld worden. Ik probeer mijn tijd optimaal en eerlijk te verdelen tussen werk en privé door goed georgani­seerd te zijn. En als de balans dreigt door te slaan heb ik gelukkig mensen om me heen, zoals mijn gezin en de collega’s met wie ik werk, die me dan afremmen en die streng nee! tegen mij zeggen.’ (lachend) ‘Al blijft het een uitdaging dáár naar te luisteren...’

Is succes af te dwingen?

‘Het komt zeker niet vanzelf, maar je moet altijd vertrouwen blijven houden. En de mensen met wie je werkt blijven uitdagen kritisch en scherp te zijn. Het geeft veel energie als je bedenkt: ooit begon het met één Raad van Kinderen en nu – vijf, zes jaar later – is het een enorme beweging.’

Hoe is de Raad van Kinderen ontstaan?

‘Dat is een lang verhaal, maar in essentie is het voortgekomen uit mijn duurzaamheidswerk. Kinderen kunnen ons helpen omdat ze vaak anders naar problemen en dus oplossingen kijken. Ik ben begonnen met tien scholen en tien organisaties om het concept vanuit de praktijk te ontwikkelen. Wat ik doe is eigen­ lijk de brug bouwen terwijl ik erop loop: samen met anderen uitvinden wat werkt en wat niet. Bij het samenbrengen van de Raad van Kinderen en leiders van grote ondernemingen geldt precies dezelfde gedachte: volwassenen komen er vaak niet uit, omdat ze vastzitten in hun eigen denkkaders. We moeten terug naar de basis: wát proberen we nou eigenlijk op te lossen? Kinderen kunnen de juiste waarom­vragen stellen en vanuit hun eigen zuiver­heid onverwachte dwarsverbanden leggen... Wat er dan ontstaat, is de eerste pilaar van zo’n brug. Volwas­senen starten niet snel het simpele, waarachtige gesprek waarin we naar de essentie durven gaan.’

'Ik ben een heel intuïtief persoon met een sterk innerlijk stemmetje'

Wat is uw rol in dat proces?

‘Die is wisselend. Ik zie mezelf meer als de verbindende factor dan als hoofdpersoon. Vaak leid ik de dialoogsessies tussen de kinderen en bestuurders. Dan verbind je letterlijk twee werelden. Daar leer ik elke keer van. Ik geniet het allermeest als de bestuurders door de inzichten van de kinderen aangenaam verrast worden en het zelfvertrouwen van de kinderen juist steeds meer groeit.’

Is dat lastig voor CEO’s?

‘Bedrijven zouden meer vanuit het gevoel moeten werken, met meer empathie. Dat is slim maar ook prettiger. Kijk eens door de bril van een ander. Begrijpt die ander je, of sluit je mensen uit?’

Meer buiten onze eigen kaders?

‘De samenleving gaat voor mij ook echt over samen leven. Het is geen onbewoond eiland. En dus moet iedereen het gevoel krijgen erbij te horen. Dat is heel erg basaal en dat verdient iedereen: je doet ertoe en je wordt gezien. Dat is een basisrecht. Ik vind dat alles begint met gunnen: elkaar, jezelf... Als we elkaar meer zouden gunnen, komt alles goed. Als je anderen een podium gunt en geeft, ontstaan mooie dingen. Ik realiseer me hoe bevoorrecht ik ben, door de kansen die ik heb gekregen om te studeren en me te ontwikkelen. Dat is me van kinds af aan bijgebracht en dat geven wij nu ook door aan onze kinderen. Dit is denk ik deels ook de oorsprong van mijn drijfveer om werelden met elkaar te verbinden.’

Had een Raad van Kinderen in uw jonge jaren ook gekund?

‘Toen ik elf, twaalf was – en mijn vader in de Kamer zat – liet de Avro kinderen van kamerleden debatteren over het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd. Ik was oppositieleider, tegen­ over mijn broer in de rol van de minister die vond dat de leeftijd op achttien moest blijven. Waarom vinden wij volwassenen het eigenlijk zo gek dat kinderen meedenken? De adviseurs die wij inhuren, bieden meestal ook niet dé oplossing. Jongeren van nu staan mede door hun smartphone midden in de samenleving, veel meer dan wij dat op die leeftijd deden. Het gaat er niet om dat ze altijd gelijk zouden hebben, maar om het bij elkaar brengen van verschillende perspectieven.’

'Ik vergeet onaardige, negatieve dingen snel, gelukkig maar. Wees positief, het leven is kort!'

Hoe was u als kind?

‘Mijn opvoeding was best streng. Er waren duidelijke kaders, maar daarbinnen werd ik geprikkeld om vrij en onafhankelijk te denken. Ik ben niet met vooringenomen ambities opgevoed over wat ik moest gaan studeren of worden. Het belangrijkste was om talenten te ontwikkelen en benutten. En hard te werken, lanterfanten was er niet bij. Van jongs af aan ben ik heel intuïtief geweest, met een sterk innerlijk stemmetje, waarmee je als het ware het gesprek met jezelf aangaat. En daarbij: ik vergeet onaardige, negatieve dingen snel. Gelukkig maar. Wees positief, het leven is kort!’

Zit dat positieve er altijd in?

‘Zeker. Dat is echt een familietrek. Natuurlijk gaat er ook weleens iets wat minder, maar ik kan me snel opladen, onder meer met de positieve energie van de mensen met wie ik samenwerk.’

U woonde in Engeland, de Verenigde Staten, Japan en jarenlang in België. Voelde u zich overal thuis?

‘Het vraagt tijd om je een plek eigen te maken. Zeker als je niemand kent, moet je er hard voor vechten. Als 16­jarige koos ik er zelf voor om met mijn ouders mee te verhuizen naar Japan en naar een Franse school te gaan. Dat het moeilijk zou worden wist ik, want mijn kennis van het Frans was van middelbare­schoolniveau. De eerste twee maanden heeft niemand tegen me gesproken. Dat is best lastig, voor een 16­jarige. In Nederland had ik vrienden, in Japan nog niet. Maar spijt? Verre van. Ik heb overal vrienden gemaakt en van alle plekken iets opgestoken. Ik heb zeker niet altijd de makkelijke weg gekozen. Toen ik in Amerika in Berkeley ging studeren, zat ik in mijn eentje in mijn appartement en kende ik eerst niemand. Dan moet je dat gaan opbouwen, verbinding zoeken.’

Wat als u destijds niet met prins Constantijn was getrouwd...

‘Tja, had ik maar een glazen bol... Mijn vrienden van vroeger denken dat ik dan hetzelfde werk zou doen. Het dynamische en het samenwerken passen erg bij mij als persoon. En ik ben opge­groeid met het publieke belang dat voorop staat. Zonder Constantijn was ik denk ik wel meer een nomade geweest, rondtrekkend over de aarde. Hij is heel zuiver. Hij heeft me wortels gegeven, ook als mens. Jarenlang woonden we in België, maar het is fantastisch om nu hier in Den Haag te zijn.’

Was de verhuizing naar Den Haag toeval?

‘Zeker niet. Voor ons was dit het juiste moment. En ook voor de kinderen is het heel goed om de band met Nederland nog verder te verstevigen. Met Constantijn ben ik een verbintenis aangegaan met een land, Nederland. Dit is mijn basis en van hieruit werken we beiden aan waar we in geloven.’

Kunt u goed met elkaar sparren?

‘Heel goed! We delen zoveel met elkaar, er zijn zoveel raakvlakken en we houden elkaar enorm scherp. Mijn man heeft een heerlijk droog gevoel voor humor en hopelijk nemen we onszelf allebei niet al te serieus... Omdat we anders te werk gaan, moet hij soms ook wel om me lachen. Hij is degene die eerst de brug wil uittekenen. Ik vind dat gaandeweg wel uit. We vullen elkaar goed aan.’

'Ik droeg geen prinsessenjurk maar een broek..., dat bleek een totale ontgoocheling'

Door uw huwelijk bent u prinses. Kan dat ook een drempel zijn?

‘Kinderen vinden het eerst bijzonder en soms ook wel span­nend. Maar in de gesprekken die ik met ze voer, gaat het juist om gelijkwaardigheid en vertrouwen. Door ze echt serieus te nemen en me in hen te verplaatsen, gebeurt dat al snel. Dat is het mooie van kinderen; als ze voelen dat het klopt, klopt het ook en is er geen afstand.’

Jonge kinderen zullen u misschien ook wel bijzondere kwaliteiten toeschrijven.

‘Een aantal jaar geleden zat ik in een bibliotheek, vol ouders met jonge kinderen die naar een presentatie van mijn boek Mr. Finney kwamen. Voor me zat een vader met zijn dochter. Het meisje werd onrustig en ging haar vader vragen stellen. Ik vroeg of er iets aan de hand was. De vader zei: ‘Ze vraagt wanneer de prinses komt.’ Ik droeg geen prinsessenjurk maar een broek..., dat bleek een totale ontgoocheling.’

U ligt onder een vergrootglas, maar dat weerhoudt u niet lef te tonen in uw kledingkeuze.

‘Kleding is leuk, omdat het een uiting is van hoe je je voelt. Maar het zijn wel dingen die ik ’s avonds als laatste doe. Eerst komt het werk en de inhoud. Voor de Dag van de Duurzaamheid liep ik tegen een vest aan dat was gemaakt van lipjes van gebruikte frisdrankblikjes. Perfect voor dat moment.’

Bent u zich ervan bewust een rolmodel te zijn?

‘Ja natuurlijk, al heb ik ook moeite met die gedachte. Ik geloof er heel erg in dat mensen hun eigen rolmodel moeten zijn.’

Als Eloise, Claus en Leonore een Raad van Kinderen zouden hebben, wat zouden ze u dan adviseren?

(Lachend) ‘Dat moet u ze zelf vragen! Volgens mij vinden ze het wel mooi dat ik met mijn werk doe waar ik in geloof. Maar ze zouden vast willen dat ik meer thuis zou zijn. Als ik gehaast ben, kunnen ze me een enorme spiegel voorhouden: relax mam! Het is goed om dat soms terug te horen.’