Hilversum
‘Mijn vader is overleden toen ik heel jong was. Ik was vier jaar. Mijn moeder heeft toen de kinderen opgevoed, in Hilversum. Van mijn moeder heb ik een optimistische inslag meegekregen, en een groot vertrouwen dat de dingen wel goed komen. En verder: eerlijk zijn. En humor. En ook belangrijk: kunnen relativeren. Mijn vader kwam uit een oercalvinistisch gezin. Gereformeerd. Harde werkers. Ledigheid is des duivels oorkussen, je brood verdienen in het zweet des aanschijns, nuttig moeten zijn, niet opgeven. Dat zit er bij die kant van de familie heel erg in – en hoewel ik mijn vader niet lang heb meegemaakt is dat er ook bij mij toch in gaan zitten. Naarmate je ouder wordt merk je pas goed dat wat je van je ouders hebt meegekregen, zich op je harde schijf bevindt. Dat schud je niet zo maar van je af, al zou je dat willen.’
Moeder
‘Mijn moeder was diamantair, hier in Amsterdam, even na de oorlog. Zij was behoorlijk succesvol. Ze had een auto, zo’n hele mooie zwarte Citroën Traction Avant, en ze had kleren van kleermakers, liet haar eigen schoenen maken en was daar ook heel trots op. Toen kreeg ze een baan aangeboden in New York. Dat was in 1953. Moet je je voorstellen, een baan in New York, zeker in die tijd… Maar ze heeft het uiteindelijk niet gedaan omdat mijn vader met haar wilde trouwen en een gezin wilde stichten. Ze heeft daarvoor gekozen en ook haar baan opgezegd – en heeft daar altijd spijt van gehad. Ze is nu 87 jaar en als je met haar praat komt ze daar vroeg of laat op terug. Natuurlijk is ze blij met de kinderen en de kleinkinderen, maar altijd blijft toch die spijt: ik had naar New York kunnen gaan, mijn leven had heel anders kunnen lopen. En al vanaf dat ik een klein kind was dacht ik, wíst ik: spijt, zeker dat soort spijt, dat moet je niet krijgen later. Toen al dacht ik: ik ga dingen die op mijn pad komen niet uit de weg, ik ga proberen eruit te halen wat erin zit.’
Kunst
‘Sinds mijn jeugd is kunst al belangrijk voor me. Ik ben ermee opgegroeid. Vrienden van mijn moeder waren kunstverzamelaars. Maar kunst was geen hobby. Al vroeg leerde ik dat cultuur en kunst je leven verrijkt, ja: essentieel is in een mensenleven.’
Loopbaan
‘Ik heb ruim 25 jaar in de uitgeverijsector gewerkt, dat is volgens mij een leerschool voor álles. Maar ik heb nooit iets gepland. Ik ging Nederlands en Communicatiewetenschappen studeren in Amsterdam. Van nature ben ik nieuwsgierig. Ik wilde weten hoe dingen werken maar ook en vooral weten waarom mensen doen wat ze doen. En ik hield en houd van taal. Ik werd leerling-journalist en toen journalist. Rond mijn dertigste ontdekte ik dat ik met mijn energie iets beters kon doen dan stukken schrijven, want er waren en zijn andere mensen die dat gewoon beter kunnen dan ik. En toen dacht ik: wat ik eigenlijk heel goed kan – God zeg, wat klinkt dit aanmatigend, maar goed – is dingen voor elkaar krijgen. Dingen bedenken, dingen realiseren… en dat dan liefst samen met andere mensen. Toen heb ik een aantal management- en marketingopleidingen gedaan, ben ik naar een business school gegaan en ben ik uitgever en directeur van een uitgeverij geworden. Ruim een jaar geleden heb ik de overstap naar het museum gemaakt, hier heb ik als directeur de zakelijke leiding. De artistiek directeur bepaalt wat met kunst, kunstenaars en de collectie te maken heeft en is ook meer het gezicht naar buiten. Mijn specialiteit? Zorgen dat alles zakelijk zo goed geregeld is dat inhoudelijke en creatieve projecten en producten mogelijk gemaakt kunnen worden. Als je het zo bekijkt is de overstap tussen een uitgeverij en een museum niet eens zó groot. Een bijkomend voordeel is dat ik vrij pragmatisch ben en mijn ego niet al te groot is. Ik vind het ook echt leuk om samen met anderen dingen te realiseren en dan hoef ik daar niet zoals een wethouder Hekking de hele tijd de credits voor te krijgen, zo van: hallo, hallo hier ben ik! Ik hoef niet zo nodig met mijn hoofd in de krant; vind het prima om in de luwte te werken.’
‘Ik krijg weleens de vraag – vooral van vrouwen – of zo’n drukke baan met twee kinderen thuis wel verantwoord is. Daar ga ik niet meer op in’
Stedelijk Museum
‘Het gaat goed met het Stedelijk, heel goed. Bovendien staat de kunstwereld heel erg in de belangstelling. Dat maakt deze baan ontzettend leuk. Ik vormde eerst samen met artistiek directeur Ann Goldstein de directie; nu zijn we in afwachting van Beatrix Ruf, echt een beroemdheid in de internationale moderne kunstwereld. Ik kijk er erg naar uit om met haar samen te werken. Als directeur van het Stedelijk ben je een soort bondscoach van de kunst. Iederéén heeft een mening over het Stedelijk, vooral in Amsterdam. Toen bekend werd dat ik hiernaartoe ging, stond ik bij de tramhalte en kwamen er vage kennissen en ook echt wildvreemden op me af – die pakten me dan bij mijn onderarm en zeiden dingen als: ”Weet je wat jij moet doen met het Stedelijk…” Of: “Je moet echt mijn schoonmoeder eens bellen, die weet precies wat het Stedelijk nodig heeft.” Iedereen meent te weten wat we tentoon moeten stellen, wat we aan moeten kopen. Prachtig! Stel je voor dat je tien jaar dicht bent geweest om te verbouwen en dan ga je open en dan blijft het doodstil… Dat zou pas erg zijn geweest. We zeggen hier weleens: als je niemand meer hoort over ons, dan doen we het pas echt fout. Het Stedelijk is een museum voor moderne en contemporaine kunst. Niemand zal over een Vermeer of een Rembrandt zeggen: ik vind er niks aan. Dat ligt bij hedendaagse kunst anders. Daar kunnen de gemoederen hoog over oplopen. Veel van onze historische aankopen waren erg controversieel, zoals het stripdrieluik ‘As I opened fire’ van Roy Lichtenstein of ‘Ushering in banality’, het varkentje van Jeff Koons. Mensen spraken daar schande van. In 1905 riep de toenmalige burgemeester van Amsterdam de directeur van het Stedelijk op het matje via een woedende brief. Hij vond de tentoonstelling in het Stedelijk schandalig, verschrikkelijk. Had hij het over de eerste tentoonstelling over Van Gogh – die toen nog niet zo bekend was. Ja, die was ook hier. Wat er bijzonder is aan deze baan? Het gebeurt hier. Hier! In dit gebouw! Voordat het museum open gaat loop ik vaak even een ronde langs mijn favoriete werken en langs de kassa; dan vraag ik hoeveel bezoekers we hebben gehad. Als ik door het museum loop, kan ik aan bezoekers vragen of ze het naar hun zin hebben. Dit werk is niet abstract; maar juist heel concreet. Mensen komen hier ook heel erg graag naar toe, ook gewoon om te lunchen of voor een afspraak. Het is een prettige plek om te zijn.’
Favoriete kunstwerk
‘Ik houd erg van onze vroegste zalen met werk tot 1950. Maar natuurlijk ook ‘De Parkiet en de Zeemeermin’ van Matisse, nu uitgeleend aan Tate Modern in Londen, onze De Koonings, Sol Lewitt. En momenteel vind ik de zaal met werk van de Duitse kunstenaar Günther Förg een heel fijne plek om te zijn.’
Fouten
‘Nu ik ouder word denk ik, terugkijkend: als je fouten hebt gemaakt, of dingen fout hebt ingeschat, dan wist je dat heel vaak al van tevoren. En nu wéét ik: als iets niet goed voelt, om wat voor reden dan ook, dan kunnen andere mensen nog twintig redenen bedenken waarom we iets moeten doen – waarom je iemand moet aannemen, waarom je een nieuw product moet lanceren, waarom je een bepaalde investering moet doen – maar als het niet goed voelt, dan dóé ik het niet. Ik luister tegenwoordig heel goed naar mijn gut feeling, naar mijn intuïtie. Dat heb ik vroeger niet altijd gedaan. Fouten maken is natuurlijk menselijk, maar een fout maken die je al zag aankomen is zo jammer. Laatst zei iemand tegen me: je leert eigenlijk meer van je successen dan van je mislukkingen. Dat vind ik wel een goeie. Dat voelt positiever.’
Ann Goldstein
‘Ann Goldstein was tot voor kort mijn collega, de artistiek directeur. Ze zei me weleens: Karin, waar ik vandaan kom (de kunstscene in Los Angeles) is iedereen zoals ik. Dat lijkt me niet, ze is absoluut one of a kind. Ik heb veel geleerd van haar compromisloze manier van doen. Ze focust volledig op de inhoud en het resultaat zoals zij dat voor ogen heeft; dat doen niet veel mensen. Ze is niet geïnteresseerd in populair zijn. Bovendien heeft ze een heel goed oog voor kunst.’
Werken
‘Mijn man en ik wonen en werken allebei in Amsterdam. We fietsen naar ons werk, geen last van files. Mijn man werkt als traumachirurg in het AMC en is tevens hoogleraar; Een heel drukke, intense baan. ’s Avonds werkt hij vaak door in het ziekenhuis of thuis achter zijn computer. Samen op de bank zitten, tv-kijken, ha nee dat komt er niet vaak van. Niet met hem tenminste, jammer genoeg. Maar daar heb ik tegenwoordig mijn zoon voor, die nu veertien is. En mijn dochter van tien. Wij hebben nooit ruzie over het huishouden, want we doen er allebei niet heel erg veel aan. We besteden veel dingen uit, en zo niet, dan delen we het eerlijk door de helft. Hij kookt geregeld, dat kan ik hoegenaamd niet, ik doe de was en ruim op. Uitbesteden: daar voel ik me totaal niet schuldig over. Dat word je dan weleens gevraagd – vooral door vrouwen – of dat wel verantwoord is, zo’n drukke baan met twee kinderen thuis. Daar ga ik niet meer op in, die tijd heb ik gehad. Maar let wel: het is een keuze, mijn keuze. Ik wil niemand veroordelen die het anders doet. Ik ben wel een groot voorstander van economische zelfstandigheid. Al was het alleen maar omdat tegenwoordig één op de drie huwelijken op de klippen loopt.’
Vrijwilliger
‘Ik maak me zorgen over de tweedeling in de maatschappij. Veel jongeren weten de weg niet, voelen zich buitenstaander, denken dat bepaalde zaken niet voor hen zijn weggelegd. Ik probeer daar op kleine schaal wat aan te doen door jonge vrouwen te coachen op weg naar een baan, vooral uit milieus waar studeren niet vanzelfsprekend is. Hoe luidt dat gezegde ook weer? Wie één mens redt, redt de hele wereld? Het is een klein steentje bijdragen.’
Leidinggeven
‘Wat is goed leidinggeven? Zorgen dat je de goede mensen op de juiste plek hebt en ze dan vooral niet te veel in de weg lopen. Dat is wat ik altijd probeer na te volgen. Ik ben niet zo’n micromanager die alles tot in detail wil regelen. Een goede leidinggevende faciliteert en ondersteunt. Wat is vrouwelijk leidinggeven? Je hoort het zo vaak: goed kunnen luisteren, niet bluffen, op besluiten terug durven komen. Tja. Wat die discussie over mannelijk en vrouwelijk leidinggeven een beetje looiig maakt: aan de andere kant van diezelfde medaille zitten ook vrouwelijke eigenschappen die eigenlijk niet goed zijn om leiding te geven. Altijd maar mensgericht en niet taakgericht zijn bijvoorbeeld. Emotioneel zijn. Zo kun je van mannen ook goede en slechte eigenschappen opnoemen. Maar eigenlijk wil ik niet meegaan in die stereotyperingen. Je kunt net zo goed – misschien wel beter – een verdeling maken tussen alpha’s en bèta’s die leidinggeven, of tussen introverte en extraverte mensen. Toen ik voor deze baan bij de geselecteerden hoorde, als enige vrouwelijke kandidaat, werd me de hele tijd verteld: ze willen geen vrouw op die plek! Ik was onder meer uitgever van Opzij geweest en ik dacht: waar slaat dit op? Maar toen de keus toch op mij was gevallen en ik hier eenmaal binnenkwam begreep ik het: het hele managementteam bestond uit vrouwen en ik had natuurlijk ook nog een vrouwelijke collega in de directie, Ann Goldstein. Ha, ik ben wel voor de vrouwenzaak, maar het moet niet doorschieten. Inmiddels heb ik alweer een paar mannen aangenomen. Diversiteit is belangrijk – maar niet alleen wat betreft mannen en vrouwen. Er moeten in raden van bestuur en directies verschillen zijn in achtergronden, opleidingen, culturen. En wat het Stedelijk betreft: in nationaliteiten. Wij hebben hier tientallen nationaliteiten werken, er wordt van alles gesproken, van Farsi tot Mandarijn.’
Zwaar
‘We zijn 365 dagen per jaar open. Ik ben hier vaak zes dagen per week te vinden. Ja ik maak veel uren maar dat ervaar ik niet als zwaar. Ik woon vlakbij. Ik fiets ’s ochtends naar het museum en kom meestal om kwart voor negen aan; we gaan pas om tien uur open. Dan kan je nog eventjes in je eentje genieten van Picasso’s Vrouw met de vissenhoed of Barnett Newmans Who’s afraid of red, yellow and blue dat sinds 24 april weer op zaal te zien is. Dat wil ik niet zwaar noemen, toch? Een mijnwerker in Congo – díe heeft zwaar werk.’
Van bladenmaker tot museumdirecteur
Karin van Gilst (1964) werd geboren te Oosterbeek en groeide op in Hilversum. Zij doorliep het Stedelijk Gymnasium en studeerde Nederlandse Taal en Letterkunde en Communicatiewetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna werd zij journalist, onder meer bij het reclamevakblad Adformatie. In 2000 werd zij hoofdredacteur van het toen zeer succesvolle weekblad Intermediair. Een van de problemen waarmee zij geconfronteerd werd: het blad was door de vele advertenties zo dik geworden dat het niet meer door de brievenbus paste. In 2005 werd zij hoofdredacteur van Viva en twee jaar later directeur van Weekbladpers Tijdschriften, onder meer uitgever van Vrij Nederland en Opzij. Sinds 1 januari 2013 is zij algemeen directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam.
Meer interessante verhalen van vrouwen in de kunstwereld en bijzondere kunstenaressen? Klik dan hier.