De plateauzool duikt elk decennium op. De ene keer als verhoging van minimaal tien centimeter, de andere keer met net genoeg extra centimeters om decent boven het maaiveld uit te steken. Ook op de zomerse catwalks van dit seizoen was dit schoeisel weer prominent aanwezig, dit keer in een gematigde versie.
Vaak associëren we de plateauzool met het discotijdperk van begin jaren zeventig. Korte tops, wijde pijpen: daar hóórden ze onder. Maar de plateauzool stamt al van ver daarvoor. In 1938 zocht de Italiaanse schoenontwerper Salvatore Ferragamo naar een manier om de elegantie van een hoge hak te combineren met het comfort van een platte zool. De uitkomst was een damesschoen met de eerste echte plateauzool. Een tikje lomp maar wel kleurrijk, innovatief en – niet onbelangrijk in Italië –heupwiegend voortbewegen was er zeker mogelijk mee. Ferragamo werd er wereldberoemd door en kon later iconische vrouwen als Audrey Hepburn tot zijn fans rekenen.In de jaren tachtig dook de plateauzool geregeld op in Elegance als aanvulling op zwarte en Japans geïnspireerde mode.
De laatste jaren zien we hem vooral als kleurrijke (en torenhoge) pump of stoere laars, die in modeseries absolute eyecatchers zijn. Schoenen zochten het overigens al veel eerder hogerop. In de zeventiende eeuw werden voorlopers van de plateauzool gedragen door adellijke vrouwen én mannen. Hoe hoger, hoe meer status. Vooral voor mannen bleek het ondoenlijk zich adequaat voort te bewegen op de houten zolen. Vragen om ongelukken dus; het bleken letterlijk struikelblokken. Naar verluidt is dat dan ook de herkomst van het woord struikelblok.