Interview: Ineke Hans

Op 29 september gaat de Vienna Design Week van start. Op het grootste designfestival van Oostenrijk exposeert ook Ineke Hans, een van de succesvolste ontwerpers van Nederland.

Interview: Ineke Hans

Ineke Hans ontwierp vele prijswinnende meubels maar ook een inmiddels legendarische knoflookpers. Elegance sprak haar over puzzelen en knutselen, en de intrigerende toekomst van ons interieur. Minder meters voor meer geld; dat vraagt om andere meubels.

Van de Achterhoek naar East-London

Ineke Hans werd in 1966 geboren in Zelhem, in de Achterhoek. Ze studeerde aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem en aan de Royal College of Art in Londen en specialiseerde zich in meubelontwerpen. Na haar studie werkte ze voor Habitat en begon haar eigen studio in Arnhem. Ze viel al snel op door haar stijl: functioneel en praktisch maar ook speels en fantasierijk. Bekende merken waarvoor ze werkte en werkt: Royal VKB, Ahrend, Iittala, Magis, Lensvelt en Arco. Haar werk is onder meer te vinden in het Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen, het Victoria and Albert Museum in Londen en Musée des Arts Décoratifs in Parijs – en in menig huis en kantoorgebouw. Ze woont en werkt in Arnhem en Londen. In Arnhem heeft ze een grote werkruimte, in Londen haar ‘salons’, waar ze discussieert met ontwerpers, producenten, winkeliers, schrijvers en curatoren over de toekomst van meubels in een verstedelijkte wereld waarin woonruimtes steeds kleiner en duurder worden.

Haar werkruimte in Arnhem is gevestigd in een voormalige Toyota-garage die ook nog een tijdje dienst heeft gedaan als wietplantage. De ruimte is groot en hoog; er staan rijen tafels met daarop boeken, bladen en computers, en veel spullen. Oude en nieuwe, van exotisch tot in jaren 70-stijl. Vazen, kopjes, dozen en ergens in een hoek twee door haar ontworpen kapstokken in de vorm van bomen. Een gezellige en georganiseerde chaos. Ineke Hans is een van de meest succesvolle ontwerpers uit ons land, al heeft ze niet zoveel met het woord succes. Beter gezegd: ‘Het zegt me eigenlijk helemaal niks.’

Veelgeprezen knoflookpers

Ze werkte en werkt voor onder meer Habitat, Royal VKB, Ahrend, Iittala, Magis, Lensvelt en Arco. Ze begon met het ontwerpen van meubels – wat ze nog steeds doet – maar al vele jaren ontwerpt ze zowat alles, van met prijzen bekroond bestek tot een veelgeprezen knoflookpers. Niet gek voor een vrouw die hier 45 kilometer vandaan in Zelhem (in de Achterhoek) opgroeide. In een gezin waarin cultuur geen grote rol speelde ofschoon haar vader gemeente­architect was. Hij ontwierp rijtjeshuizen waaronder dat waarin Ineke opgroeide in een jaren 60-woonwijk. Haar moeder was huisvrouw. Een doorsneegezin in een doorsneewijk in een doorsneedorp. Desalniettemin huisde er een ontwerpster in spe in haar. ‘Mijn vader zat thuis vaak achter zijn tekentafel, altijd aan het knutselen en mijn moeder hield zich bezig met hand­werken. Zij heeft me leren zagen. Voortdurend was ik mijn kamer aan het herinrichten. Ik ontwierp een bureau op papier, maakte stapels plattegronden. Maar ik wist niet dat ontwerpen een vak was. Op de middelbare school had ik een fantastische docent kunstgeschiedenis, hij was ongelooflijk gedreven. Elke les begon hij met een Griekse mythe. Al die verhalen vond ik geweldig, fascinerend. Kunst, dat wilde ik!’

Ineke besloot naar de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem te gaan, waar ze zich had aangemeld voor de afdeling Vrije Kunst. ‘Ik realiseerde me niet dat je op een kunstacademie ook heel andere dingen kan doen dan kunst maken, zoals toegepaste kunst. Dat hield me bezig: hoe gaan mensen met producten om, hoe wérkt dat? Op de afdeling 3D Design zaten toen heel bevlogen studenten die van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in de werkplaatsen bezig waren. Daar wilde ik bij horen. Lange discussies over ontwerpen hadden we. Die ervaring: een wervelwind! Ik kon niet uit de voeten met verf, met schilderen, maar dit – dit wilde ik! Ik leerde onder meer fineren en lassen. Als ik nu in een fabriek kom, weet ik hoe producten gemaakt worden, hoe processen verlopen. Ik weet waar ik het over heb. Dat is heel belangrijk.’

‘Ik vind het geweldig om ontwerpen te maken voor grote groepen mensen en niet voor de happy few'

Maar dat van dit werk een glansrijke carrière te maken was – nee, dat kwam toch echt niet in haar op. ‘Ik heb mezelf lang niet serieus genomen en had het gevoel dat mijn studio een veredelde kleuterschool was. Na mijn studie bleef ik nog twee jaar in Arnhem hangen. Ik kreeg na mijn afstuderen best veel tentoonstellingen, maar een jaar later gingen die tentoonstellingen naar de nieuwe lading afgestudeerden. Ik wilde graag meer industrieel ontwerpen maar binnen de meubelindustrie in Nederland zat niemand op me te wachten.’ Ze vertrok naar Londen, naar de Royal College of Art, om een master  Furniture Design te volgen. Iemand van Habitat kwam naar haar eindexamententoonstelling kijken. Een dag later kwam iemand anders van Habitat langs. Zo ging het door tot aan het einde van die week, toen het hoofd Design van Habitat kwam kijken en Ineke vroeg voor de meubelafdeling te komen werken.

‘Dat heb ik toen een jaar of drie gedaan, als freelancer. Ik was een beetje recalcitrant en vond mezelf niet passen in zo’n systeem, binnen een grote onderneming. Maar ik vond het ook leuk!Het eerst wat ze zeiden was: we gaan nude zomercollectie doen. Huh, dacht ik, een zomercollectie in meubels? Het ging om tuinmeubelen. Ze hielden er wonderlijke ideeën op na. Een sofa met pootjes hoger dan 15 centimeter  werd als ongezellig ervaren. Je moest goed nadenken over materialen, over hoe maakbaar een ontwerp was. Er moest immers ook een goede prijs uitkomen. Ik was een van de drie meubelontwerpers. Het was mijn wereld niet. Ik kwam met 60 schetsen voor meubels, waarvan er uiteindelijk 20 overbleven. Daar werden vervolgens prototypes van gemaakt. Meubels ontwerpen is een ontzettend leuke puzzel. Je moet rekening houden met materiaal, techniek, de prijs, met wat mensen willen, hoe ze handelen en vaak ook met de ergonomie. Het moet een toegankelijk product zijn en tegelijkertijd bijzonder. Dan puzzel en puzzel je en komt opeens het moment: Ja, het klopt!’

Wat ook helemaal klopt is de knoflookpers die je hebt ontworpen. ‘Royal VKB wilde met Nederlandse ontwerpers werken aan een nieuwe collectie voor de keuken. Dat moesten spullen worden, zogenoemde smart essentials, die mensen ook echt gebruiken en die niet in de keukenla verdwijnen. Ik kan helemaal niet goed koken, dat doet mijn vriend altijd. Ik doe altijd de afwas en daarom wilde ik graag een knoflookpers ontwerpen die makkelijk schoon te maken is. Toen heb ik de knoflookroller bedacht,eenvoudig te gebruiken en te reinigen. En van roestvrijstaal omdat dat materiaal de geur neutraliseert. Wanneer je de pers schoonmaakt,  is ook de geur aan je handen weg. Dat soort dingen – bedenken, knutselen en puzzelen – vind ik fantastisch om te doen. Ik heb ook een soepkom ontworpen met een lepeltje dat in het handvat haakt. Vroeger zaten mensen samen aan tafel te eten, maar we leven nu in een andere wereld. We komen vaak op verschillende tijdstippen thuis en mensen eten ook wel in hun eentje voor de tv. Met deze soepkom houd je een hand vrij voor de afstandsbediening.’

Je bent niet echt dol op duur design. ‘Ik vind het geweldig om ontwerpen te maken voor grote groepen mensen en niet voor de happy few. Zo’n designstoel van 3000 euro waar je niet op durft te gaan zitten, daar heb ik helemaal niks mee!’ Eind jaren 90 keert Ineke terug naar Arnhem, om 100 procent voor zichzelf te beginnen. Ze vestigt zich, samen met haar vriend –  een beeldend kunstenaar – in een kraakpand. Ze heeft talent en nu ook volop ervaring. Nu nog wat zakelijker worden. ‘Ik heb er lang moeite mee gehad om geld te vragen voor mijn werk. Ik zat gewoon lekker te knutselen en kwam pas net kijken, dacht ik toen. Het zat en zit niet in me om te roepen: hé, hier ben ik! Dat zal te maken met het bescheiden nest waar ik uit kom. ‘Doe maar gewoon.’ Maar ik zette mensen aan het werk en die moesten natuurlijk worden betaald. Dat hielp om bij opdrachtgevers over geld te durven beginnen. Maar het voelt nu nog steeds alsof ik voor mijn hobby betaald word.’ Het was de tijd waarin de term Dutch Design langzaamaan in de mode kwam. Ook Inekes werk kreeg het predicaat opgeplakt. Dat was immers nuchter, praktisch, functioneel, maar ook verrassend, leuk om te zien en meer dan eens humoristisch. Haar held is er een uit een ander tijdperk: de legendarische architect en meubelontwerper Gerrit Rietveld. ‘Die beroemde zigzag­stoel van hem is ontstaan uit een plank die hij voor 90 cent had gekocht. Voor hem was ontwerpen spelen met de mogelijkheden én de beperkingen. Voor mij ook.’

Op wat voor manier verandert het ontwerpen? ‘De wereld verandert, en snel ook. Dus moeten ook de ontwerpen veranderen. We gaan steeds duurder en kleiner wonen. Dat betekent dat er steeds minder geld en ruimte is voor meubels. Daarom moeten meubels veel meer hybride zijn. Mijn grootmoeder had een dinertafel, een tafel om aan te schrijven, een tafeltje voor dit en een tafeltje voor dat... Je eet, leeft en werkt nu vaak aan een en dezelfde tafel en die moet wel zijn uitgerust voor die uiteenlopende taken. Kantoren waren vroeger hokjes; nu staan er makkelijke banken. Op veel kantoren kom je immers alleen nog voor het overleg. De archiefkast op kantoor is ook verdwenen, die inhoud daarvan zit nu in onze computer. Ik heb een tijdje terug een krukje ontworpen voor Iittala. Dat bedrijf staat bekend om zijn glas en keramiek, maar het wilde ook kleine meubels gaan verkopen. Ik kwam op het idee een krukje te ontwerpen dat ook een bijzettafeltje is. Dat bespaart ruimte, heeft een link met hun glas- en keramiekaanbod en speelt in op kleinere ruimtes waar hybride meubels erg van pas komen. Op de grote meubelbeurs in Milaan zag ik onlangs weer die énorme hoeveelheid nieuw designmeubilair, een totale overkill aan productie! Wie gaat dat kopen straks? Dat is iets wat me de laatste jaren erg bezighoudt. We hebben van alles zo ontzettend veel dat je goed moet nadenken over wat je nog wil toevoegen. Je kunt wel door blijven gaan met het bedenken en maken van leuke en gekke dingen, maar dat is struisvogelpolitiek. Lastig hoor, want ik vind het geweldig om te ontwerpen.’

'Het voelt nu nog steeds alsof ik voor mijn hobby betaald word'

Vandaar ook je salons in Londen?  ‘Ja! Daar ben ik twee jaar geleden mee begonnen. Ik had fantastische herinneringen aan mijn Londense tijd. Ik wilde terug en op een geven moment heb ik het gedaan. Het is een geweldige stad, maar wonen en werken in Londen betekent ook: steeds minder ruimte en geld. Exemplarisch voor wat in de rest van de wereld gebeurt. Het merendeel van de wereldbevolking woont in steden. Ik richtte in Londen salons op waar alle veranderingen in de wereld van vandaag aan bod komen. Aan die salons nemen allerlei mensen deel uit de meubelwereld: ontwerpers producenten, winkeliers, schrijvers, curatoren. Ze discussiëren over heel specifieke onderwerpen met betrekking tot de toekomst van meubelen en de veranderende positie voor de ontwerper. Ik had enorme behoefte aan die verdieping, het was een soort sabbatical voor mij.’

Heeft het je veranderd? ‘Ja, zeker. Eerst ben je als ontwerper bezig met jezelf: wat is mijn droom, wat wil ik maken? Daarna ontwerp je voor bedrijven en ben je dus bezig met: wat willen zij? Vervolgens ga je een stap verder: maar wat willen wij? Nu durf ik tegen een opdrachtgever te zeggen: jullie hebben het helemaal verkeerd en we gaan mijn kant op. Ik heb daar dan lang over nagedacht en goede argumenten voor. Of ik weet uit ervaring dat wat een klant wil, niet werkt. Als deze daarin niet wil meegaan, doe ik niet mee. Heel prettig, die instelling.’

Ineke Hans exposeert van 28 September t/m 12 November 2017 op de Vienna Design Week.