Yvonne Kroonenberg en Joep van Duijn: ‘We hebben elkaar nog stiekem gezien’

Scènes uit een Huwelijk met Yvonne en Joep.

Ze zijn op hun eigen unieke manier al zo’n veertig jaar samen; een periode die ook een ijstijd kende. Schrijfster Yvonne Kroonenberg (72) en haar partner Joep van Duijn (76) delen hun relatiegeheimen. “We vinden het belangrijk dat de ander het naar de zin heeft, en doen alles om daar aan bij te dragen.”

Scène 1

12 april 1980. Café Rooie Dries op de Haarlemmer-straat in Amsterdam.

Yvonne en Joep ontmoeten elkaar voor het eerst tijdens een borrel met gezamenlijke vrienden.

J: “We hadden met een groepje afgesproken bij Rooie Dries, het allerkleinste cafeetje van de stad. Ik wist wel wie Yvonne was, want ze ging om met iemand die ik ook kende: Duco van Weerlee van de provobeweging.”
Y: “Ik had ook al weleens van Joep gehoord. Iedereen noemde hem Baas Joep.”
J: “Zo noemden we elkaar in de haven, waar ik in die tijd werkte in mammoettankers. Baas Piet, Baas Arie… en ik werd op een gegeven moment Baas Joep.”
Y: “Ik liep dat cafeetje binnen en de man met wie ik was zei: “Dit is Baas Joep.” Joep draaide zich om en ik weet nog dat ik dacht: dit is de mooiste man die ik ooit gezien heb. Ik had bij ‘Baas Joep’ een dikke kale vent in mijn hoofd, en toen zag ik deze beeldschone man. Ik vond hem meteen leuk, maar ik was eigenlijk nog met die andere man. Nu was dat niet heel serieus; hij woonde tijdelijk bij mij, omdat hij door zijn vrouw het huis uit was gezet.”
J: “Ik was ook nog met een andere vrouw, maar de dag erna zijn Yvonne en ik toch samen naar Antwerpen gegaan.”
Y: “We zijn door de stad gaan lopen en overal biertjes gaan drinken. Het was duidelijk dat we het heel goed konden vinden, en we hebben ook meteen de liefde geconsumeerd. Terug in Nederland was iedereen woedend op ons, maar wij hadden het erg leuk gehad.”
J: “Uiteindelijk heeft het nog twee jaar geduurd voordat we echt iets kregen.”
Y: “Ik had die andere man dus nog. Ik zei tegen hem: “Ik wist niet dat we in een officiële relatie zaten”, maar hij zei ‘ja’ en ik besloot braaf te zijn – ik was erg op hem gesteld.”
J: “We hebben elkaar in de tussenliggende jaren nog heel even stiekem gezien op Bloomsday, een literaire feestdag in Ierland. Ik was daar om het te vieren en Yvonne was er ook omdat ze een stuk moest schrijven voor de Haagse Post. Langer dan een paar minuten zal het niet geweest zijn.”

Scène 2

November 1982. Café Gerrit van Beeren in Amsterdam.

Joep heeft vernomen dat Yvonne’s relatie uit is en gaat op zoek naar haar.

Y: “Joep hoorde dat ik weer op vrije voeten was en besloot maar eens te gaan kijken waar ik uithing. Nu was ik niet zo moeilijk te vinden, want we kwamen vaak in dezelfde cafés.”
J: “We zagen elkaar voor het eerst weer in Café Gerrit van Beeren, vlak bij de Nieuwmarkt.”
Y: “Het was opnieuw ontzettend leuk, en eigenlijk waren we vanaf dat moment samen. Al was het nog wel even lastig, want hij had ook nog een boze ex-vrouw.”
J: “We waren al uit elkaar en ik woonde daar niet meer. Maar toch was het volgens haar niet de bedoeling dat ik er met een ander vandoorging. Op een gegeven moment heeft ze de kinderen bij mij achtergelaten.”
Y: “Ik vond dat zo zielig! De kinderen werden er de dupe van dat zij altijd woedend is gebleven. Maar ze had niets te zeggen over onze relatie, want ze waren uit elkaar. Ik heb Joep niet van haar gestolen. Haar zoontje mocht weer thuiskomen, maar de dochter van negen was niet meer welkom. Ik heb zelf nooit kinderen gewild – ik wilde liever huisdieren – maar ik had er geen moeite mee dat Joep kinderen had. Ik heb het leven altijd een beetje aanvaard zoals het kwam. De tien jaren die volgden waren fantastisch, we hadden het heel fijn samen.”
J: “Om vervolgens tien jaar uit elkaar te gaan.”
Y: “Onze ijstijd. Het had te maken met alle aandacht die ik kreeg door de boeken die ik had geschreven. Ik kon niet meer over straat lopen, met de trein of naar de bibliotheek gaan zonder dat er mensen aan mijn jas hingen. “Bent u het echt?” Ik bleef altijd vriendelijk, maar Joep werd doodongelukkig van al die aandacht.”
J: “Ik hou helemaal niet van belangstelling.”
Y: “En die kreeg ik continu in die tijd. Bovendien was ik altijd aan het werk. Dan gingen we een stuk wandelen en zag hij aan mijn afwezige blik dat ik aan het bedenken was hoe ik een artikel moest beginnen. Dat was natuurlijk niet leuk voor hem. Ik werd heel onzeker en wilde dat Joep lief tegen me deed. Maar dan zei hij: “Er zijn al genoeg mensen die lief tegen jou doen.” En gedroeg ik me vervolgens als een stervende zwaan in acht bedrijven. Hij vond het vervelend dat ik de hele tijd die bevestiging nodig had, en uiteindelijk liep het mis tussen ons.”
J: “We zijn tien jaar uit elkaar geweest, maar kwamen nog altijd in hetzelfde café, waar we heel veel mensen kenden. Die hebben nooit geweten dat we niet meer samen waren.”
Y: “Ik heb ook weleens gezegd: “Als dit uit is, wat is dan aan?” We zagen elkaar gewoon nog iedere week, maar moesten eerst even iets uitvechten. Eigenlijk konden we niet met, maar ook niet zonder elkaar. Ik ben in de tussentijd nog wel met twee andere mannen geweest. Maar op een gegeven moment dacht ik bij zo’n man: nu weet ik het wel. Bij Joep heb ik dat gevoel nooit gehad. Op een avond zaten we hier thuis met vrienden te eten. Ik was in de keuken bezig en liep terug naar de tafel om iets toe te voegen aan de conversatie. Ik legde mijn handen op Joeps schouders, hij keek op, en ineens was het er weer. Ik had het gevoel of ik recht zijn ziel in keek.”
J: “Ik wist natuurlijk niet dat zij dat op dat moment zo voelde.”
Y: “Maar we hebben die avond wel heel lang staan zoenen voor de deur en daarna trokken we weer steeds meer naar elkaar toe. De ijstijd had lang genoeg geduurd.”

Scène 3

April 2015. Het binnenland van Amerika.

Yvonne en Joep maken voor haar nieuwe boek God in Amerika samen een roadtrip door de Verenigde Staten.

Y: “Joep begon me steeds meer te helpen met mijn werk als schrijfster. Hij reed dan, wat ik natuurlijk ook zelf wel kon, maar samen met hem was het veel gezelliger.”
J: “Zij ging een boek schrijven over hoe religieus de Amerikanen zijn en we besloten samen zes weken te gaan reizen door de biblebelt. We begonnen in New York, want daar woonde een vriend van ons wiens auto we mochten lenen. We reden vanuit daar naar het zuiden, richting Mississippi en Louisiana.”
Y: “Ik wilde terug naar de plekken waar ik na mijn eindexamen had gezeten, in de hippietijd. Alle ouwe hippies die ik kende van toen ik achttien was, waren zonder uitzondering heel gelovig geworden. Het leuke aan samen reizen is dat ik uit het raam kon kijken, terwijl Joep reed. Hij kan kijken en autorijden tegelijk en alles wat hij opmerkelijk vond, hoefde ik alleen maar te noteren. Hij ziet de samenhang tussen dingen, en ik kon dat weer mooi opschrijven; zo werkten we perfect samen.”
J: “Yvonne kan niet om zich heen kijken als ze autorijdt, die moet dan echt op de weg letten. Maar ik vind het juist leuk om te kijken en te vertellen wat ik zie. Daarom past het zo goed als wij samen op reportage zijn.”
Y: “Joep is geen man die veel praat, maar als hij iets zegt, gaat het ergens over. We kunnen goed converseren, maar kunnen ook heel goed stil zijn samen. We kennen elkaar al drieënveertig jaar, dus we hoeven geen relatiegesprekken meer te voeren. Ik weet precies wat hij liever wel of niet heeft en andersom weet hij dat van mij ook. We hebben nooit ruzie. Als er iets is waarvan ik denk: wat zegt hij nou? Of: wat doet hij nou? Dan laat ik er een nachtje overheen gaan. En meestal denk ik dan de volgende ochtend: wat een flauwekul, dit gaat helemaal nergens over. Uiteindelijk denken we over heel veel onderwerpen gewoon hetzelfde.”
J: “Ik heb nooit moeite gehad met wat zij in haar boeken schreef over mannen. Het waren vooral andere mensen die daar een probleem mee hadden. Zo waren we een keer in Zaandam op een bootje aan het varen en toen riepen mensen vanaf een ander bootje: “Hé, dat is Kroonenberg, en dat is dan zeker díe vent.” Want zij had het boek geschreven: Alles went behalve een vent. Ik vond dat soort reacties heel dom.”
Y: “Ik schreef ook veel met een knipoog, maakte grapjes over mannen én vrouwen.”
J: “En dat mag ook. Ik vind het zo’n onzin als mannen bang zijn voor feministen. Ik ben zelf ook een feminist, ik ben voor gelijke rechten.”

Het hele interview lees je in de nieuwe Elegance die nu in de winkel ligt.

Tekst: Jill Waas | Fotografie: Feriet Tunc | Productie & styling: Brigitte Kramer | Visagie: Mettina Jager

Laatste nieuws