‘Ik neem nu af en toe een dag vrij. Dat deed ik vroeger nóóit’

Ze verkoopt miljoenen boeken maar heeft nul pretenties. Bestsellerauteur Esther Verhoef over lezen, schrijven en haar obsessies. ‘Elk boek is het beste dat ik op dat moment kan maken. Alles of niks is het bij mij!’

Haar werkruimte is een historisch pandje in een oude straat in de binnenstad van Den Bosch. Ooit woonden er nonnetjes in het straatje en later liep haar moeder er doorheen, op weg naar school.

Hier schrijft Esther Verhoef haar romans en thrillers; ze woont in de buurt met haar man en drie kinderen. Ruim 2 miljoen boeken heeft ze verkocht; daarvoor schreef ze over dieren – encyclopedische werken over honden, katten et cetera – waarvan er wereldwijd ruim 8 miljoen zijn verkocht. Van de opbrengsten van al die boeken had ze een meer dan aardige villa kunnen kopen in Bloemendaal of Blaricum, compleet met privézwembad, maar ze is haar geboorteplaats Den Bosch trouw gebleven. Bijzonder: al deze successen hebben nul opgeleverd. Ze zegt: ‘Die aantallen, die verkopen, dat is iets waar de buitenwereld mee bezig is. Ik niet. Dat is voor mij helemaal abstract. Wel ben ik gelukkig met het gegeven dat ik sinds 1996 mijn gezin kan onderhouden van het schrijven. Ik zou niet weten wat er anders van me terecht was gekomen. Nog koffie?’

Hier in Den Bosch is ze geboren. Ook vader en moeder zijn echte Bosschenaren. Vader had een niet alledaags beroep: hij speelde Spaanse gitaar en zong close harmony. De recensies waren goed, maar hij zag in dat hij daar zijn gezin niet van kon onderhouden en beëindigde zijn artistieke carrière. Moeder werkte in een wapenfabriek maar moest stoppen omdat ze ging trouwen; zo ging dat vroeger. En vroeger is niet eens zo lang geleden: 1968. Ze ging oude klokken verzamelen, liefst hele oude die het niet meer deden. Die knapte ze met veel technisch vernuft aan de keukentafel op.

Die enorme nieuwsgierigheid, die enorme drive – geen idee waar het vandaan kwam.’

Waren boeken belangrijk in het gezin?
‘Mijn moeder en mijn tantes hadden het heel vaak over boeken. Die bespraken ze ook samen, zoals Zout op mijn huid van Benoîte Groult. Ik ging op mijn ets met twee van die canvastassen naar de bibliotheek en dan stopte ik die helemaal vol met boeken. Vooral ook studieboeken. Ik zat nog op de lagere school maar ik was toen al héél nieuwsgierig; ik had een enorme drive om veel te weten te komen. Ik las over menselijk handelen maar ook veel over het gedrag van dieren. Er was een boek over aquarium- vissen. Dat las ik ademloos uit. Aan het eind stonden alle Latijnse namen van de verschillende vissen en die leerde ik van buiten. Die enorme nieuwsgierigheid, die enorme drive – geen idee waar het vandaan kwam.’

En je ging al erg vroeg schrijven.
‘Toen ik zeven was vroeg ik een typemachine. Ik kreeg een witte Olympia en vanaf dat moment ging ik volop schrijven. Ik wilde dingen vastleggen. Ik lag in bed, wilde gaan slapen, maar dan kwam er een zin in me op en weer een zin die uit die eerste zin voortkwam en dan bleven die zinnen maar komen. Op een gegeven moment waren het teveel zinnen om te onthouden. Dan stapte ik uit bed en ging typen. Ik was hele nachten wakker, versliep me eigenlijk altijd en kwam standaard te laat op school. Ik had ’s nachts absoluut niet in de gaten hoe laat het was, ik vergat alles om me heen.’

Dat is niet echt normaal voor een kind.
‘Nee. Ik had heel veel moeite de wereld te begrijpen. Door te lezen probeerde ik antwoorden te krijgen en structuur aan te brengen in de wereld om me heen. Als ik een vraag had en na veel lezen ook een antwoord, schreef ik het op en dan gaf me dat rust. Tot er weer een volgende vraag kwam. Maar schrij- ven werd bij ons thuis toch gezien als kunstenaarschap: iets waardoor je heel arm op een zolderkamertje zou komen te zitten.’

Nazomer heet haar nieuwe boek, een roman. Over een meisje dat nachtenlang op haar slaapkamer kleren aan het ontwerpen is (en zich menigmaal verslaapt). Ze wil maar een ding: modeontwerpster worden. En dan eerst naar de kunstacademie, wat haar ouders allerminst aanmoedigen, want dan kom je vast, juist ja, op een zolderkamertje terecht. De jeugd van het meisje speelt zich af in Den Bosch. Maar daarmee houden de gelijkenissen tussen dit romanpersonage en Esther Verhoef op. Ze wordt ontwerpster en blijkt er veel voor over te hebben om de top te bereiken, érg veel. Er komt een bepaald moment waarop ze zogezegd keihard tegen zichzelf – en vooral haar verleden – aanbotst.

Dat Esther Verhoef schrijver wilde worden – en ook nog een zeer succesvolle – nou nee, dat was niet altijd haar droom. ‘Op een gegeven moment wilde ik archeoloog worden. Er waren opgravingen in Den Bosch. Daar ging ik met mijn ets naartoe en stelde vragen aan archeologen. Ik leerde ook een boswachter kennen en ging elke week met hem op pad. Toen wilde ik bioloog worden. Dingen uitzoeken, hoe dieren leven op bepaalde plekken. En journalist, dat heb ik ook nog een tijdje gewild. Maar toen ik zeventien was, wilde ik niet meer studeren en ben ik gaan werken. Ik heb van alles gedaan. Ik heb in winkels gewerkt, een eigen bedrijf gehad, ik importeerde tuigleren halsbanden voor honden uit Engeland. En daarnaast bleef ik schrijven, meestal ’s nachts. Ik heb zeven jaar lang voor een meubelimporteur gewerkt en ook grote projecten ingericht. Een restaurant, een zalencentrum inrichten; dat ging me redelijk goed af. Ik was dag en nacht bezig, ook in het weekend. Al die tijd schreef ik de dag van me af – vooral losse arden. Maar in 1989 had ik mijn eerste betaalde publicatie: een column voor Flair over huisdieren. Ik werkte toen in de weekenden ook nog in een dierenspeciaalzaak. Ik had de redactie een brief geschreven: ik vind Flair een geweldig blad maar mis alleen nog iets over dieren. Op basis van die brief werd ik columnist en schreef columns over dieren.’

Dieren fascineerden haar zeer – zoals veel Esther heel erg intrigeert. En vier jaar na haar schrijfdebuut was er haar eerste dierenboek. ‘We kregen een Frans buldogje. Ik wilde er meer over weten en schrijven en dat ging ik doen. Ik ben buitenlandse boeken gaan bestellen en met fokkers gaan praten en sprak mensen met een Franse buldog op straat aan. Het werd een boek. Ik was 25. De uitgever vroeg of ik nog meer dierenboeken wilde schrijven. Ja! Als ik daarvan kon leven, dat zou de hemel zijn!’ Het werd de hemel. Uiteindelijk schreef ze zestig dierenboeken, in elf jaar tijd. ‘Over de grote hondenencyclopedie deed ik veertien maanden, van negen uur ’s ochtends tot diep in de nacht. En ik was toen ook zwanger. Ik was gewoon niet meer te stoppen. Mijn man Berry had er geen problemen mee: hij zag hoe enthousiast ik ervan werd en ondersteunde me op alle mogelijke manieren. Het is pas de laatste tijd dat we zijn gaan denken: dat idiote tempo, het mag wel ietsje minder. Ik neem nu af en toe een dag vrij, iets wat ik vroeger nooit deed.’

In 2003 verscheen haar eerste boek over mensen, de thriller Onrust. ‘Een thriller, ik had geen idee of ik het kon. Ik heb er anderhalf jaar over gedaan, altijd ’s nachts. Ik denk dat ik toen drie uur per nacht sliep. Ik dompelde me volledig onder in het schrijfproces, dat doe ik nog steeds. Elk boek is het beste dat ik op dat moment kan maken. Alles of niks is het bij mij. En ik deed het voor mezelf: wat ik een goed boek vond, een boek dat ik zou willen lezen. Onrust werd meteen uitgegeven. Drie jaar later kwam met Rendez-vous de doorbraak bij een groot publiek. Ik werd bekend; daar had ik best moeite mee.’

Schermafbeelding 2019-01-18 om 11.24.42

Waarom?
‘Tja. Ik heb dat nooit geambieerd. Ik wilde gewoon mooie boeken schrijven. Ik denk nog steeds: als ik onder een pseudoniem had geschreven, dan wist niemand nu wie Esther Verhoef is en dat had ik helemaal prima gevonden. Maar ik heb er inmiddels wel vrede mee.’ Dit is na al die jaren en al die vele boeken haar schrijverscredo geworden: ‘Als ik geloof wat ik heb geschreven dan gelooft de lezer het ook. Ik wil dat de lezer geen woorden meer leest maar in de wereld achter de woorden verdwijnt.’ Zo obsessief als ze schrijft, zo obsessief is haar research voordat ze begint te schrijven. Nazomer speelt zich af in de modewereld, een wereld waar ze niets maar dan ook niets vanaf wist. ‘Toen ik bekend werd, moest ik me leren presenteren in een leuk jurkje. Nou, dat was het wel zo ongeveer wat mode betreft. Twee jaar geleden ben ik begonnen me erin te verdiepen. Ik heb veel documentaires bekeken en boeken gelezen over mode. Ik ben met een catwalkfotograaf naar de fashionweek in Parijs geweest; ik heb shows helemaal zien opbouwen, de visagie, het licht. Een week lang heb ik daar rondgelopen. Ik heb me verdiept in stof en, in stalen, ik heb met een fabrikant uit India anderhalf uur aan tafel gezeten tijdens prijsonderhandelingen. Het boek speelt zich deels af in New York, in Chelsea. Daar ben ik heen gereisd. Ik heb de realiteit nodig. Ik móet ergens geweest zijn om erover te kunnen schrijven. Hoe valt het licht, de geluiden van buiten, welke bomen staan er in Chelsea en hoe zien ze eruit in de nazomer…’

‘Zoveel research als voor nazomer heb ik nog nooit gedaan’

Dat gaat heel ver.
‘Zoveel research als voor Nazomer heb ik nog nooit gedaan. Een erg mooi compliment kreeg ik van iemand uit die wereld: ‘Dit is de modewereld spot-on, ik herken hier zoveel in.’ Een beetje alsof je examen doet en de examinator zegt dat je geslaagd bent. Inmiddels heb ik wel wat stukken aangeschaft, van Gucci, Dolce & Gabbana, Burberry. En ik heb zojuist Marc Jacobs ontdekt. Maar dat zal allemaal wel weer wegebben als ik met het volgende boek begin.’

De perfectionist Esther Verhoef stopt niet als ze een manuscript heeft ingeleverd. ‘Ik bemoei me vrij ver met de productie van het boek. Ik haal alles uit het manuscript wat teveel is. Daar blijf ik mee bezig tot het allerlaatste moment. Eindeloos schaven. En ik bemoei me met de cover, het lettertype, de regelafstand.’

Met het lettertype en de regel­ afstand?
‘Jawel. Het moet helemaal kloppen. De hoofdstukken in Nazomer worden van elkaar gescheiden door veertjes. De uitgever stuurde me vellen met voorbeelden. Ik heb 150 veertjes bekeken eer ik de juiste keus kon maken. Ook een titel vind ik erg belangrijk. De werktitel was Rue Racine. Dat dekt de lading perfect, omdat het doelt op je wortels, je afkomst, de straat waar je geboren bent. Nazomer speelt zich deels in Parijs af, waar ook een Rue Racine ligt overigens. Maar een Franse titel voor een Nederlands boek is natuurlijk geen optie. Het is uiteindelijk Nazomer geworden: een toegift van de zomer. Het is ook de naam van een belangrijke collectie die de hoofdpersoon ontwerpt: Indian Summer.’

Het iets rustiger aan doen betekent voor haar: pas in augustus weer aan haar volgende boek beginnen, nadat ze in juli nog een korte tournee heeft door het land voor Nazomer.
‘In mijn hoofd ben ik al behoorlijk op weg met dat nieuwe boek. Het wordt sowieso een thriller – over wie je kan vertrouwen in je leven of juist niet, hoe je je daarin kan vergissen. En ik wil nog weleens een keer een heel eng boek schrijven, meer richting horror, een beetje Stephen King. Ik hoop dat ik nog heel veel tijd krijg om al die ideeën in mijn hoofd om te zetten in boeken.’Dan, met haar licht Brabantse tongval: ‘Nog koffie?’

Laatste nieuws